REP 2011, afl. 8 - Sign. - Terugplaatsing minderjarige
Aflevering 8, gepubliceerd op 01-12-2011 Bij de beantwoording van de vraag of terugplaatsing van de minderjarige mogelijk is, staat het belang van de minderjarige voorop. Voldoende aannemelijk is geworden dat de minderjarige een veilige hechtingsrelatie heeft opgebouwd met de pleegouders, bij wie zij reeds zes jaar verblijft. Deze hechtingsrelatie maakt het mogelijk dat zij uitgroeit tot een evenwichtig persoon, die uiteindelijk zelfstandig kan functioneren in de samenleving. Indien haar opvoedingssituatie wordt gewijzigd, verliest de minderjarige haar hechtingspersonen, namelijk haar pleegouders. Haar veilige basis zal daardoor worden verstoord, met het risico dat zij zich in de toekomst niet meer, of niet veilig genoeg, zal kunnen hechten. De minderjarige heeft zich de afgelopen jaren redelijk positief ontwikkeld, waardoor zij haar moeilijke start in het leven voor een deel heeft goedgemaakt. Wel zijn er nog steeds zorgen over haar gedrag en ontwikkeling. Er zou sprake kunnen zijn van hechtingsproblematiek of misschien (ook) van pervasieve ontwikkelingsproblematiek. Hierdoor vraagt de opvoeding van de minderjarige meer dan gemiddelde opvoedingsvaardigheden. Met hoeveel liefde de ouders de minderjarige ook zouden verzorgen en hoe begrijpelijk hun wens daartoe ook is, terugplaatsing van de minderjarige kan, gelet op het voorgaande, niet in haar belang worden geacht. De rechtbank onderschrijft de conclusie van FORA en acht voortzetting van de huidige pleeggezinplaatsing noodzakelijk om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verlenging van de maatregel in het belang van de minderjarige is. Het verzoek van de Stichting wordt toegewezen. (Rechtbank Haarlem 15 september 2011, LJN BU2007)