REP 2012, afl. 5 - Sign. - Wetsvoorstel versobering partneralimentatieregeling ingediend
Aflevering 5, gepubliceerd op 01-07-2012 VVD, PvdA en D66 willen de regeling voor partneralimentatie versoberen en kwamen op 20 juni met een wetsvoorstel. Volgens VVD-Kamerlid Ard van der Steur wordt het met de nieuwe regeling ‘logischer en duidelijker’ wanneer er betaald moet worden. Verder geeft het wetsvoorstel ‘duidelijke prikkels aan de partner om het leven weer in eigen hand te nemen’. De initiatiefnemers vinden de regeling zoals die nu is ‘niet eerlijk’ en ‘ingewikkeld’. ‘Er moet veel te lang alimentatie worden betaald’, aldus Van der Steur. De versobering van de regeling geldt overigens alleen voor de partneralimentatie: aan de kinderalimentatie wordt niet getornd. Grondslag De wettelijke grondslag voor de betaling van partneralimentatie luidt in het voorstel als volgt: compensatie voor de gedurende het huwelijk ontstane verlies aan verdiencapaciteit. De alimentatie is dus een compensatie voor de tijd dat een van de partners niet of minder aan de carrière heeft besteed. VVD, PvdA en D66 accepteren dat het einde van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap kan leiden tot verlies van welstand na afloop van het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Deze partijen achten dat redelijk, omdat hierbij wordt aangesloten bij de werkelijk voor het huwelijk bestaande verschillen tussen de partners. Het huwelijk op zich rechtvaardigt niet een overdracht van inkomen na het huwelijk, aldus VVD, PvdA en D66. Het recht op partneralimentatie ontstaat pas als gedurende het huwelijk bijvoorbeeld geen betaald werk is verricht, of als er na het huwelijk zorgverplichtingen resteren die niet evenredig verdeeld zijn. Duur van de partneralimentatie De duur van de partneralimentatie wordt beperkt. Huwelijken zonder kinderen: Bij huwelijken die korter duren dan drie jaar is geen verplichting tot partneralimentatie. Bij huwelijken die langer dan drie jaar hebben geduurd, geldt dat partneralimentatie verschuldigd kan zijn voor de duur van de helft van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Huwelijken met kinderen: Bij huwelijken met kinderen geldt dat als de zorgverdeling tussen beide ex-partners tot gevolg heeft dat een van beide partners beperkt kan deelnemen aan het arbeidsproces, dat de partneralimentatie wordt verlengd totdat het jongste kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en in ieder geval de helft van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Indien de zorgverplichting gelijk is (co-ouderschap) en beide ouders werken, dan is partneralimentatie niet verschuldigd. Uitzondering: Volgens VVD, PvdA en D66 is een maximumduur van vijf jaar onredelijk als het huwelijk langer heeft geduurd dan vijftien jaar. Na zo’n lange periode van inactiviteit is terugkeer in het arbeidsproces binnen vijf jaar naar verwachting zeer moeilijk en hierbij begint ook de leeftijd mee te tellen. Het wetsvoorstel bevat daarom de volgende uitzondering: bij een huwelijk langer dan vijftien jaar waarbij de ontvangende partner niet heeft gewerkt, is partneralimentatie verplicht voor de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van tien jaar. Berekeningsmethodiek VVD, PvdA en D66 stellen een sterk vereenvoudigde berekeningsmethodiek voor, waarbij de ex-partners zelf via een eenvoudige internettool de verschuldigde partneralimentatie kunnen berekenen. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van forfaitaire schalen. Afbouw en geen indexatie Om te voorkomen dat bij het einde van de betaling van partneralimentatie opeens een nieuwe situatie ontstaat, voorziet het wetsvoorstel in een afbouw van de hoogte van de partneralimentatie en wordt geen indexatie toegepast. Volgens VVD, PvdA en D66 geeft deze regeling een prikkel om gaandeweg aan het arbeidsproces deel te nemen en/of het aantal gewerkte uren langzamerhand op te voeren. Aangezien ook bij de zorg voor kinderen de zwaarte van de zorgtaak afneemt als de kinderen ouder worden, leidt dit uitgangspunt volgens VVD, PvdA en D66 niet tot problemen. Afwijking bij huwelijkse voorwaarden In huwelijkse voorwaarden of bij een geregistreerd partnerschapovereenkomst kunnen partijen afwijken van de wettelijke regeling. Contractsvrijheid is het uitgangspunt. Hardheidsclausule Omdat een wettelijke regeling niet in alle uitzonderingen kan voorzien, bevat het voorstel een hardheidsclausule die door de rechter of door andere deskundigen kan worden toegepast om onredelijke situaties te repareren. Overige aspecten van het voorstel 1. Wijziging van de alimentatie De internetrekentool, die voor iedereen vrij beschikbaar is, maakt het voor partijen mogelijk om zelf vast te stellen wat de gewijzigde alimentatie moet worden. Ook deskundigen moeten van deze rekenmethode gebruikmaken. Het LBIO krijgt een adviserende functie als mensen er niet zelf uitkomen. Eventueel komt er een alimentatieraad, die in uitzonderingsgevallen kan adviseren over de berekeningsmethode. Uiteraard staat het partijen die er niet gezamenlijk uitkomen zich te wenden tot mediation of de rechter. 2. Overgangsregeling In het wetsvoorstel is een overgangsregeling opgenomen, die verschillen tussen de oude en de nieuwe situatie verzacht, maar wel zorgt voor de mogelijkheid om op de nieuwe wettelijke regeling te anticiperen en de voordelen van de nieuwe regeling – bijvoorbeeld bij wijziging van omstandigheden – ten goede te laten komen aan de betalende partner. 3. Preferentie en incasso VVD, PvdA en D66 hebben ervoor gekozen partneralimentatie niet preferent te bestempelen. Incasso kan plaatsvinden via het LBIO, zoals ook nu al is voorzien. 4. Nieuwe partners In het wetsvoorstel is de invloed van nieuwe partners geschrapt (afschaffing artikel 1:160 BW). De rechtvaardiging hiervoor is dat de partneralimentatie ziet op compensatie voor verlies van verdiencapaciteit tijdens het huwelijk. De komst van een nieuwe partner, ook als daardoor het welstandsniveau van de ontvangende partner stijgt, doet niet af aan de betalingsverplichting. Hiermee wordt misbruik en fraude voorkomen. 5. Afkoop Het voorstel maakt afkoop ineens van de partneralimentatie wettelijk mogelijk. De ontvangende partner wordt verantwoordelijk voor het beheer van de afkoopsom en kan daar naar eigen inzicht mee omgaan. VVD, PvdA en D66 vinden dat dit fiscaal neutraal dient te zijn ten opzichte van een maandelijkse betaling. 6. Zachte landing VVD, PvdA en D66 realiseren zich dat hun voorstel tot gevolg kan hebben dat het inkomsensniveau van een van de partners plotseling fors daalt. Zij overwegen hiervoor te voorzien in een ‘zachte landing’ voor een korte periode. De Tweede Kamer stemt waarschijnlijk deze herfst over het voorstel, maar of het plan kan rekenen op een meerderheid is nog allerminst zeker. Dat wordt pas duidelijk als na de verkiezingen op 12 september de zetelverdeling bekend is.