REP 2013, afl. 3 - Sign. - Ontkenning vaderschap
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-05-2013 M en V zijn in Somalië traditioneel gehuwd. De nationaliteit van partijen is onbekend. Vaststaat dat V afkomstig is uit Somalië en in 2008 in Nederland is aangekomen, alwaar haar een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd is verleend. Het huwelijk van partijen is – op basis van een door V afgelegde verklaring ex artikel 36 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens – geregistreerd. Medio 2011 zijn partijen op traditionele wijze gescheiden. Uit het huwelijk is één kind geboren. V verzoekt de rechtbank haar ontkenning van het vaderschap van M van de minderjarige gegrond te verklaren. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is M niet ter terechtzitting verschenen. Nu V in Nederland woont, is de Nederlandse rechter – op grond van artikel 3 Rv – bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Op grond van artikel 10:93 lid 1 BW jo. artikel 10:92 lid 1 en 2 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ten aanzien van de nationaliteit van V overweegt de rechtbank dat die in de GBA als onbekend geregistreerd is. Dat gebeurt als een brondocument waaruit de nationaliteit blijkt, ontbreekt. De rechtbank houdt het er, nu M en V beiden uit Somalië afkomstig zijn, echter voor dat zij de Somalische nationaliteit hebben. Uit artikel 10:17 lid 1 BW volgt dat de persoonlijke staat van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel (on)bepaalde tijd is verleend, wordt beheerst door het recht van zijn woonplaats, of, indien hij geen woonplaats heeft, door het recht van zijn verblijfplaats. Nu V en de minderjarige als vluchteling in Nederland verblijven, past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek. V heeft haar verzoek binnen een jaar na de geboorte van de minderjarige, derhalve tijdig, ingediend zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek. De gronden waarop V haar verzoek doet steunen, worden door M, die immers niet is verschenen, niet weersproken en staan dus in rechte vast. Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen, aangezien van feiten die het mogelijk maken dat M toch de vader van de minderjarige is, niet is gebleken en evenmin is gebleken dat hij toestemming heeft gegeven tot een daad die de verwekking van de minderjarige tot gevolg kan hebben gehad. De rechtbank verklaart gegrond het verzoek van V tot ontkenning van het vaderschap van M van de minderjarige.