REP 2013, afl. 8 - Sign. - Vrouw verspeelt door grievend gedrag recht op alimentatie
Aflevering 8, gepubliceerd op 01-12-2013 M en V zijn in 1977 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn twee thans meerderjarige kinderen geboren. Het huwelijk is in 2012 door echtscheiding ontbonden. Sinds de zomer van dat jaar heeft V een relatie met X. Op 16 januari 2013 heeft de rechtbank de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.931 per maand. M gaat in hoger beroep. Volgens M leeft V duurzaam met X samen ‘als waren zij gehuwd’, waartoe hij verwijst naar de Facebook-pagina van V. Daarbij is, zo stelt M, sprake van wederzijdse zorg en een gemeenschappelijke huishouding, zodat op grond van artikel 1:160 BW aanleiding is om de partneralimentatie te beëindigen. Het hof gaat, bij gebrek aan onderbouwing met feiten en stukken, voorbij aan de stelling van M. Een enkele uitdraai van een Facebook-pagina is daartoe ontoereikend. M stelt dat V gedurende het huwelijk en daarna zich zodanig grievend jegens met name hem, de kinderen en zijn (schoon)familie heeft gedragen, dat de lotsverbondenheid, die op grond van artikel 1:157 BW grond is voor de partneralimentatie, verloren is gegaan. De verplichting tot het betalen van partneralimentatie dient daarom te vervallen dan wel te worden gematigd, aldus M. Het hof is van oordeel dat uit de stukken zonder meer blijkt dat V M in een zeer kwaad daglicht heeft gesteld. Zij heeft met haar handelingen ook derden, waaronder de kinderen van partijen, op ontoelaatbare en stuitende wijze in de strijd tussen partijen betrokken. Het hof neemt daarbij de volgende voorbeelden in ogenschouw: - in een van haar brieven aan M schrijft V dat het vermakelijk is dat M aan het profiel van een kankerpatiënt voldoet, dat hij niets anders doet dan kankeren, dat het pijnlijk zal zijn en dat hij na zijn overlijden zal branden in de hel , zoals alle leugenaars; - er zijn talloze stukken van V waarin zij M uitscheldt met termen als ‘lying asshole’ en ‘a sad sack with cancer’; - in haar brieven aan de kinderen laat V zich jegens M – hun vader – buitengewoon kwetsend en respectloos uit; - op 14 augustus 2013, op het moment dat M de bruiloft van de dochter van partijen bijwoonde, heeft V, zonder zijn toestemming, de woning van M betreden, daaruit spullen weggenomen en op de spiegel ‘[M] is an asshole’ geschreven; - enkele dagen voor de zitting heeft V het Skype-profiel van M gehackt en daarop de volgende tekst geplaatst: ‘I, [M], have lied to everyone about [V], since I am a psycho en get off on hurting people and drama’. Het hof acht aannemelijk dat de gedragingen van V voor M zeer grievend en kwetsend zijn geweest. Anders dan V meent, is niet van doorslaggevend belang of de uitlatingen van V al dan niet richting derden kenbaar zijn gemaakt, maar of het gedrag grievend is jegens M, de onderhoudsplichtige. Overigens kunnen, zo benadrukt het hof, ook gedragingen van V die zich niet rechtstreeks richten tot M, zoals de uitlatingen en het gedrag van V richting de kinderen en de zwager van M, meewegen bij de beoordeling of sprake is van zodanig grievend gedrag dat een uitkering tot levensonderhoud ten laste van M, ten gunste van V, in redelijkheid niet langer (ten volle) van M kan worden gevergd. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat V de grenzen van toelaatbaar gedrag heeft overschreden. Dat zij door de echtscheiding heftig geëmotioneerd is (geweest), vormt daarvoor geen rechtvaardiging en betekent niet dat de gedragingen daardoor minder ernstig moeten worden geacht. Het hof betrekt daarbij dat het grievend gedrag van V zich niet slechts heeft beperkt tot de echtscheidingsprocedure, maar ook daarna in volle hevigheid is doorgegaan. Het hof acht het daarom aannemelijk dat de hiervoor genoemde gedragingen van V in onderlinge samenhang een onherroepelijk einde hebben gemaakt aan het gevoel van lotsverbondenheid van M jegens V. Dit terwijl juist die verbondenheid, ontstaan door het huwelijk, een van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht. Ook het feit dat de advocaat van V, als verklaring voor haar afwezigheid ter zitting, heeft aangegeven dat V het niet kan verdragen om samen met M in een ruimte aanwezig te zijn, beschouwt het hof als een signaal dat ook bij V kennelijk geen sprake meer is van enige lotsverbondenheid jegens M. Al met al is het hof van oordeel dat van M in redelijkheid niet gevergd kan worden dat hij een bijdrage levert aan de kosten van levensonderhoud van V, nu door haar kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is.