REP 2014/14 - Sign. - 14. Afwikkeling huwelijkse voorwaarden; vergoedingsrechten
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-01-2014 M en V zijn in 1960 in Duitsland met elkaar gehuwd. Voorafgaand aan hun huwelijk zijn zij huwelijkse voorwaarden (Gütertrennung; vergelijkbaar met koude uitsluiting) overeengekomen. In 1972 heeft V een perceel grond in eigendom verkregen. De koopsom van dit perceel bedroeg ƒ 85.000,-. Hiervan is ƒ 45.000,- gefinancierd door middel van een door partijen afgesloten hypotheek. Het restant van de koopsom (ƒ 40.000,-) werd door M uit zijn privévermogen voldaan. In 1974 heeft V tevens de eigendom van de (voormalig) echtelijke woning verkregen. De koopsom hiervan bedroeg ƒ 160.000,-, welke volledig is gefinancierd met een door partijen afgesloten hypotheek. De bijkomende kosten (ad ƒ?12.517,25) werd door M uit zijn privévermogen voldaan. Vervolgens is in 1978 het perceel grond verkocht voor ƒ 400.000,-. Met de verkoopopbrengst hebben partijen al hun hypothecaire leningen ingelost en verbeteringen aangebracht aan de echtelijke woning. De WOZ-waarde van de echtelijke woning bedroeg begin 2009 €?623.000. M en V zijn in 1991 feitelijk uit elkaar gegaan. V woont sindsdien alleen in de echtelijke woning, M woont sindsdien samen met een andere vrouw. Het huwelijk van partijen is in 2012 door echtscheiding ontbonden. M is inmiddels hertrouwd. Partijen twisten over de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden. M maakt aanspraak op een deel van de overwaarde van de echtelijke woning, V wil hem slechts de door hem geïnvesteerde bedragen restitueren. Naar het oordeel van het hof mag van V worden verwacht dat zij niet enkel volstaat met terugbetaling van het door M ter beschikking gestelde bedrag zonder enige verrekening van de waardevermeerdering van de echtelijke woning. De betreffende gelden van M zijn gebruikt voor de aankoop van aanvankelijk een perceel grond, dat binnen een periode van 6 jaar ƒ 315.000,- in waarde is gestegen, welk bedrag vervolgens is geïnvesteerd in de echtelijke woning, die vervolgens door ten tijde van die aankoop niet voorziene omstandigheden, zoals de ontwikkeling van de Nederlandse onroerendgoedmarkt sedert die aankoop, eveneens aanzienlijk in waarde is gestegen. Bij gebreke van enige correctie zou het gevolg daarvan zijn dat bij het uiteengaan van partijen als gevolg van echtscheiding het evenwicht tussen de vordering van M tot terugbetaling van de destijds verschafte, nadien in koopkracht verminderde geldsom en het uitzonderlijk gunstige resultaat van de belegging daarvan, dat aan V ten goede komt, geheel zou zijn verbroken. Gelet op het door M geïnvesteerde bedrag in het perceel grond (51% van de koopsom, de hypotheekbetalingen inbegrepen) en de investering in de echtelijke woning oordeelt het hof dat de toepasselijkheid van de tussen partijen overeengekomen (vergelijkbare) uitsluiting van elke huwelijksgoederengemeenschap in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betekent dat V de helft van de waarde van de echtelijke woning per de peildatum (door partijen gesteld op 16 november 2011) aan M moet voldoen. Het beroep op rechtsverwerking aan de zijde van V slaagt niet. Het (enkele) feit dat M meer dan twintig jaar geleden de woning heeft verlaten en in die periode nimmer aanspraak heeft gemaakt op verrekening van de (over)waarde, is onvoldoende om daaraan het (gerechtvaardigd) vertrouwen te ontlenen dat hij nimmer aanspraak op verrekening zou maken. Partijen waren immers in die periode nog gehuwd, waardoor een debat over verrekening nog niet gevoerd hoefde te worden. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of stilzitten onvoldoende: vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij V het vertrouwen is gewekt dat M zijn aanspraak niet (meer) geldend zou maken, hetzij V in haar positie onredelijk zou worden benadeeld ingeval M zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Hiervan is in dit geval volgens het hof geen sprake. Dat V, zoals zij aanvoert, nu op 81-jarige leeftijd gedwongen zal zijn de woning te verkopen, maakt dit oordeel, vanwege het inkomen dat zij geniet, niet anders.