Aflevering 6

Gepubliceerd op 17 oktober 2014

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 22-08-2024

REP 2014/384 - Sign. - Wetsvoorstel modernisering huwelijk ingediend

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
D66, PvdA en VVD hebben op 11 juli jl. een wetsvoorstel (33 987) ingediend om de huwelijksregels te moderniseren. Een beperkte gemeenschap van goederen wordt de nieuwe standaard: uitsluitend hetgeen de beide echtelieden gedurende het huwelijk hebben opgebouwd, valt nog in de gemeenschap. Anders gezegd: het voorhuwelijks vermogen, giften en erfenissen blijven voortaan privé en hoeven bij een scheiding dus niet meer gedeeld te worden. Wie niet wil administreren, hoeft dat niet te doen: het bewijsvermoeden voor de toewijzing van de goederen aan de gemeenschap springt dan in. Verder regelt het wetsvoorstel het verhaal van privéschuldeisers op gemeenschapsgoederen en de mate waarin ondernemingsvermogen van een van de echtgenoten in de gemeenschap valt. Tenslotte wordt de interne draagplicht ter zake van schulden bij ontbinding van de gemeenschap aangepast en het recht op terugneming bij faillissement van een van beide echtgenoten nader geregeld.

REP 2014/385 - Sign. - Vernietiging samenlevingsovereenkomst wegens dwaling (L.M. de Hoog, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2014/7)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De Hoge Raad heeft recent (ECLI:NL:HR:2014:416) beslist dat een notariële samenlevingsovereenkomst kan worden vernietigd op grond van dwaling in verband met een geschonden mededelingsplicht. De man had ten tijde van het sluiten van de samenlevingsovereenkomst een onjuiste voorstelling van zaken nu de vrouw heeft verzwegen dat zij haar affaire had hervat.

REP 2014/387 - Sign. - Geen vergoedingsrecht voor regulier onderhoud en verbouwing in natura (Gerechtshof Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2263)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk van M en V is door echtscheiding ontbonden. Zij waren gehuwd met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Tussen M en V bestaat onder meer een geschil over de vraag of er tussen hen vergoedingsrechten zijn ontstaan vanwege investeringen in de echtelijke woning. V stelt € 325.000 te hebben geïnvesteerd in de woning en zij wenst vergoeding van dit bedrag. De rechtbank heeft het door V gevorderde bedrag onder meer verminderd met € 30.000, omdat dit bedrag reguliere onderhoudskosten betreft. Verder heeft de rechtbank € 40.000 in mindering gebracht als bijdrage in natura van M aan de verbouwing.

REP 2014/388 - Sign. - Vrouw maakt na bijna twintig jaar terecht aanspraak op pensioenverrekening (Rechtbank Midden-Nederland 25 juni 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:2519)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 1993 door echtscheiding is ontbonden. Dat jaar schreef de advocaat van V aan de advocaat van M: ‘Van cliënte vernam ik dat er over de boedelverdeling overeenstemming bestaat wat de echtelijke woning (die inmiddels verkocht is), de caravan en de inboedel betreft. Rest nog een afspraak te maken over de verdeling van de pensioenrechten en van een levensverzekering. Cliënte geeft er de voorkeur aan tot verdeling van het pensioen over te gaan als het tot uitkering komt.’ Een jaar later stelt de advocaat van V de verdeling van de pensioenrechten nogmaals per brief aan de orde, met daarbij het voorstel (1) het pensioen te verrekenen als het tot uitkering zou komen en (2) een en ander via het pensioenfonds te bewerkstelligen. Op die brief komt geen reactie. M heeft op 17 augustus 2012 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Hij noch zijn pensioenfonds heeft enige pensioenuitkering aan V gedaan. V heeft M op 28 november 2012 schriftelijk laten weten aanspraak te maken op verrekening van de door M opgebouwde pensioenrechten. M stelt dat hij met V is overeengekomen dat de door hem opgebouwde pensioenrechten niet (meer) verrekend zullen worden. In plaats daarvan heeft hij tot en met 31 juli 2012 een relatief hoog bedrag aan partneralimentatie betaald. De afspraak hield in dat partijen daarna niets meer van elkaar te vorderen zouden hebben. V betwist het bestaan van deze afspraak en voert voorts aan dat M na een paar jaar is overgegaan tot het betalen van een lager bedrag aan alimentatie dan oorspronkelijk was vastgesteld.

REP 2014/389 - Sign. - Afwijking verdeling schulden bij helfte op grond van redelijkheid en billijkheid (Rechtbank Noord-Nederland 4 juni 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:3129)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1983 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk vier (inmiddels meerderjarige) kinderen zijn geboren. Vanaf 1992 is M volledig arbeidsongeschikt en is V enig kostwinner. In 2006, als V naar het buitenland vertrekt, verbreken partijen hun samenleving. De vier kinderen blijven bij M. V verstrekt vanaf het moment dat zij in het buitenland woont maandelijks een bedrag van € 2.000 aan M. Tot augustus 2013 betaalt zij ook de huur voor hem, alsmede zijn kosten voor gas, water en licht. In april 2014 wordt het huwelijk van partijen door echtscheiding ontbonden. M verzoekt de rechtbank te bepalen dat V hem maandelijks € 1.500 partneralimentatie dient te betalen. Volgens V moet M in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Per slot van rekening, zo stelt V onbetwist, was M er al in 2006 van op de hoogte dat V wilde scheiden als het jongste kind meerderjarig zou zijn. Partijen zijn het er over eens dat de passiva van de gemeenschap wordt gevormd door een groot aantal huwelijkse schulden ad in totaal € 104.600. Volgens M is V daarvoor hoofdelijk aansprakelijk en dient zij voor de helft bij te dragen in de aflossing. V stelt dat M de schulden heeft gemaakt en dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn als zij daaraan zou moeten bijdragen.

REP 2014/390 - Sign. - Peildata verdeling naar oud en naar nieuw recht (B.E. Reinhartz, JBN– Juridische Berichten voor het Notariaat 2014/7)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De kwestie van de peildatum bij een verdeling blijft een lastige zaak. Men moet daarbij onderscheid maken tussen de peildatum van de omvang van de gemeenschap (wat moet er verdeeld worden) (ofwel: samenstelling) en de waarde van de gemeenschappelijke goederen die moeten worden verdeeld (ofwel: omvang). De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:2050) heeft zich uitgesproken over deze kwesties in een zaak waarbij door toedoen van de ene ex-echtgenoot de ontbinding van de gemeenschap wordt vertraagd. Deze zaak is beslist naar oud recht. In het commentaar wordt ook ingegaan op de situatie naar huidig recht.

REP 2014/391 - Sign. - Benadeling van de gemeenschap (Gerechtshof Den Haag 23 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1691)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V, die in gemeenschap van goederen gehuwd waren, is in 2012 door echtscheiding ontbonden. Partijen twisten over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft de verdeling vastgesteld, tegen welke beschikking V in hoger beroep gaat. Volgens V heeft de rechtbank ten onrechte bepaald dat afkoopsom van de levensverzekering ten name van M (ad € 12.000) bij helfte moet worden verdeeld, nu deze uitkering door partijen ten tijde van hun samenleving volledig is gebruikt, namelijk aan het huwelijk van hun zoon. M stelt zich op het standpunt dat V hem de helft van de afkoopsom ( € 6.000) dient te voldoen. Volgens hem heeft V willens en wetens en zonder zijn toestemming de gemeenschap benadeeld (artikel 1:164 BW). Vaststaat dat V op 28 februari 2011, derhalve binnen zes maanden vóór aanvang van het echtscheidingsgeding, van haar spaarrekening de ontvangen afkoopsom heeft gestort op de gezamenlijke bankrekening van partijen en dat bedrag diezelfde dag heeft doorgestort naar de schoonzoon van partijen. Volgens V deed zij dit omdat de zoon van partijen en diens partner (de schoonzoon) het geld nodig hadden voor hun bruiloft, hetgeen M betwist.

REP 2014/393 - Sign. - Woning van vrouw valt in faillissement van man; vrouw heeft wel retentierecht (Gerechtshof Den Bosch 12 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2773)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) met elkaar gehuwd. Sinds 2005 is V eigenaar van een woning. De koopprijs van € 485.000 is onder meer gefinancierd met een geldlening van € 385.000 die M bij de bank had afgesloten. In 2010 gaat M failliet. De curator vordert dat V het huis aan hem afgeeft. Als de rechtbank de vordering afwijst, gaat de curator met succes in hoger beroep.

REP 2014/396 - Sign. - De complexiteit van het samengestelde gezin (M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, EB – Tijdschrift voor Scheidingsrecht 2014/7-8)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Sinds de inwerkingtreding op 1 maart 2009 van de voorrangsregeling van kinderalimentatie is de problematiek van de berekening van kinderalimentatie in samengestelde gezinnen steeds complexer geworden. De jurisprudentie is steeds ingewikkelder geworden en wel zo dat er steeds meer stemmen opgaan om de onderhoudsverplichting voor stiefouders af te schaffen.

REP 2014/397 - Sign. - Wettelijke indexering niet verjaard (Rechtbank Overijssel 2 april 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:3361)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V is in 2006 door echtscheiding ontbonden. In een door hen ondertekende vaststellingsovereenkomst (d.d. 15 augustus 2006) zijn partijen overeengekomen dat M aan V maandelijks € 750 aan partneralimentatie zal voldoen, welke afspraak in de echtscheidingsbeschikking is opgenomen. M is inmiddels hertrouwd met X. Hij verzoekt de rechtbank de door hem te betalen partneralimentatie te beëindigen en voor recht te verklaren dat V de wettelijke indexering over de periode vanaf 1 januari 2007 niet kan innen. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert M de volgende argumenten aan:

REP 2014/398 - Sign. - Wijziging kinderalimentatie (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3420)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V, waaruit drie (thans nog minderjarige) kinderen zijn geboren, is in 2008 door echtscheiding ontbonden. In hun echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat M aan V nog een bedrag dient te voldoen uit hoofde van door hem ontvangen fiscaal voordeel in verband met door hem aan V betaalde kinderalimentatie, alsmede uit hoofde van achterstallige wettelijke indexering. M is in 2011 hertrouwd met X. In 2012 heeft hij een ontslagvergoeding van € 116.762 ontvangen. Partijen twisten over de door M te betalen kinderalimentatie.

REP 2014/399 - Sign. - Over artikel 1:160 BW en het gedaalde waterverbruik (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 juni 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1923)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1991 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee kinderen zijn geboren. Het huwelijk is in 2006 door echtscheiding ontbonden. Volgens M woont V met haar nieuwe partner X samen als waren zij gehuwd en is op grond daarvan zijn alimentatieplicht jegens haar komen te vervallen. Ter onderbouwing van zijn stelling overlegt M een rechercherapport. V betwist dat zij met X samenwoont in de zin van artikel 1:160 BW. Daarnaast twisten partijen over de hoogte van de door M te betalen kinderalimentatie.

REP 2014/400 - Sign. - Limitering partneralimentatie op vijf jaar, omdat partijen al zeven jaar uit elkaar zijn (Rechtbank Overijssel 2 juni 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:3964)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Partijen zijn al zeven jaren uit elkaar. Sinds het uiteengaan van partijen heeft de man de vrouw financieel onderhouden door maandelijks € 4.000 aan haar te voldoen. Sinds december 2013 is dat bedrag verlaagd tot maandelijks € 2.990. Daarnaast heeft de man ook al die jaren allerlei extra onkosten voor de vrouw voldaan. De man zal dit jaar 61 jaar worden. Dat betekent dat hij nog vier jaren moet werken tot hij de leeftijd van 65 zal bereiken. De vrouw zal dit jaar 60 jaar worden. Over vijf jaar hoopt zij 65 jaar te worden. Het is voorzienbaar dat de financiële situatie dan aan beide kanten ingrijpend zal wijzigen. Rekening houdende met de ratio van de 12-jaarstermijn voor bijdragen in het levensonderhoud, in samenhang met het feit dat de man al zeven jaar in het levensonderhoud van de vrouw heeft voorzien, acht de rechtbank het redelijk dat de door de man te betalen partneralimentatie op nihil wordt gesteld met ingang van de datum waarop de vrouw 65 jaar wordt. De rechtbank ziet geen termen aanwezig om in deze periode het alimentatiebedrag jaarlijks af te bouwen. De vrouw zal deze periode tot aan haar 65e levensjaar dienen te benutten om haar uitgavenpatroon aan te passen aan de veranderingen in de inkomstensfeer die alsdan zullen optreden.

REP 2014/401 - Sign. - Geen alimentatie wegens wangedrag (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2117)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1997 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2014 door echtscheiding is ontbonden. Uit het huwelijk zijn twee – thans nog minderjarige – kinderen geboren, die beiden hun hoofdverblijfplaats bij M hebben. De rechtbank heeft in haar echtscheidingsbeschikking de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 2.700 per maand. M gaat in hoger beroep. Volgens hem dient het alimentatieverzoek van V alsnog te worden afgewezen vanwege het grievende gedrag van V en het ontbreken van lotsverbondenheid.

REP 2014/403 - Sign. - Verrekenen vordering mag, maar alleen boven beslagvrije voet (Voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland 4 juni 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5037)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1991 met elkaar gehuwd. Het huwelijk is in 2006 door echtscheiding ontbonden. Bij beschikking van het hof van 28 september 2006 is de door M te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.950 per maand en op € 3.000 per maand vanaf het moment dat V de echtelijke woning heeft verlaten. Op 7 september 2010 heeft het hof de beschikking van 28 september 2006 gewijzigd en de door M te bepalen partneralimentatie met ingang van 9 juni 2009 vastgesteld op € 950 per maand. Tot dat moment heeft M uitvoering gegeven aan de beschikking van 28 september 2006. Op 9 november 2010 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat: ‘Aangezien de door [M] te betalen partneralimentatie bij beschikking van 7 september 2010 met terugwerkende kracht is verlaagd, heeft [M] over de periode van 9 juni 2009 tot en met 30 september 2010 een bedrag van € 35.832,40 teveel betaald aan [V] als bijdrage in haar levensonderhoud. Dit bedrag is door [M] onverschuldigd aan [V] betaald en dient door [V] aan [M] te worden terugbetaald. (…) [Partijen komen overeen] dat [M] tot 1 november 2013 niet tot opeising van dit bedrag zal overgaan. Op 1 november 2013 zullen partijen in overleg treden over de voorwaarden van een eventueel nader uitstel van betaling door [V].’ Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over (de voorwaarden van) een nader uitstel van betaling en evenmin over de hoogte van het maandelijks door V aan M terug te betalen bedrag. M is per 1 november 2013 overgegaan tot het verrekenen van zijn vordering van € 35.832,40 op V met zijn lopende alimentatieverplichting en heeft per die datum maandelijks € 500 partneralimentatie aan V voldaan in plaats van € 985, zodat V maandelijks € 485 op haar schuld aan M inlost. V heeft op 19 november 2013, bij brief van haar advocaat, M gesommeerd de verrekening te staken en de volledige betalingen van de partneralimentatie te hervatten. M heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven. Op verzoek van V heeft de deurwaarder op 18 maart 2014 de beschikking van het hof van 7 september 2010 aan M betekend en hem (onder meer) bevolen de ingehouden partneralimentatie binnen twee dagen alsnog te voldoen onder aanzegging dat bij niet tijdige voldoening aan het bevel de executoriale titel ten uitvoer gelegd zal worden. In kort geding vordert M dat V de executie van de beschikking van 7 september 2010 staakt. De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 6:135 BW de schuldenaar niet bevoegd is tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met de in artikel 475c sub f Rv omschreven beslagvrije voet. Slechts het bedrag waarmee de alimentatiebetaling die beslagvrije voet overtreft, is vatbaar voor verrekening. V voert aan dat M geen belang heeft bij terugbetaling van de teveel betaalde partneralimentatie, omdat hij over een aanzienlijk vermogen beschikt, terwijl zij zelf een groot belang heeft bij betaling van de volledige partneralimentatie, omdat zij van het huidige bedrag niet rond kan komen. Voor zover V hiermee stelt dat M alleen bevoegd is tot verrekening over te gaan als zijn belang daarbij groter is dan het belang van V om niet te verrekenen, is dat standpunt onjuist. Een belangenafweging is niet aan de orde bij de vraag of bevoegdheid tot verrekening bestaat. Die bevoegdheid bestaat slechts dan niet, indien verrekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat zulks in casu het geval is, is door V echter niet aannemelijk gemaakt. De conclusie is dat, indien M in een bodemprocedure terugbetaling van de teveel betaalde alimentatie zal vorderen, de bodemrechter naar verwachting tot het oordeel zal komen dat V tot terugbetaling van de teveel betaalde partneralimentatie gehouden is en dat M bevoegd is maandelijks een bedrag van € 485 te verrekenen met de door hem aan V te betalen partneralimentatie. Door voldoening van € 500 aan partneralimentatie en verrekening van € 485 met de openstaande schuld van V aan M, heeft M voldaan aan de hem in de beschikking van 7 september 2010 opgelegde alimentatieverplichting, zodat V niet bevoegd is die beschikking te executeren. De voorzieningenrechter wijst de vordering van M toe.

REP 2014/404 - Sign. - Kosten levensonderhoud nieuwe partner heeft voorrang boven kosten kinderen (tenzij-regel) (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9772)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. In 2008 heeft de rechtbank de door M te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 100 per kind per maand. M is in 2011 een geregistreerd partnerschap aangegaan met X, die geen ander inkomen heeft dan de algemene heffingskorting. Het inkomen van M bedraagt € 2.383 bruto per maand. V vormt met de kinderen van partijen een gezin. Zij ontvangt een bijstandsuitkering. M verzoekt de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen. De rechtbank wijst het verzoek af. M gaat in hoger beroep. M beroept zich op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW: hij is gaan samenwonen met een partner die niet in haar levensonderhoud voorziet. Daardoor ontbreekt het hem aan draagkracht voor kinderalimentatie.

REP 2014/405 - Sign. - Hof past criteria Wet Woonlandbeginsel toe in plaats van Big Mac-index (Gerechtshof Amsterdam 20 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2092)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1981 in Marokko met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk meerdere kinderen (waarvan de jongste thans nog minderjarig is) zijn geboren. Het huwelijk is in 2012 door echtscheiding ontbonden. M is inmiddels hertrouwd en woont met zijn huidige echtgenote sinds juli 2012 in Marokko. Hij ontvangt een WAO-uitkering van € 17.755 per jaar. V vormt met de kinderen van partijen een eenoudergezin. Zij ontvangt een WWB-uitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Op 25 september 2013 heeft de rechtbank de door M te betalen kinderalimentatie op € 250 per maand bepaald, en de door hem te betalen partneralimentatie op € 750 per maand. M gaat in hoger beroep. V heeft de door haar verzochte partneralimentatie intussen bijgesteld tot € 216 per maand. M voert aan dat partijen inmiddels drie jaar gescheiden zijn. Van V had mogen worden verwacht dat zij inmiddels de Nederlandse taal zou beheersen en een baan had gevonden. Van de door haar gestelde behoeftigheid is dan ook geen sprake, aldus M.

REP 2014/406 - Sign. - Artikel 1:160 BW: terugbetalingsverplichting van de vrouw (Rechtbank Limburg 22 mei 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:12820)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V is door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft een door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld. Volgens M is zijn alimentatieplicht van rechtswege geëindigd, nu V sinds 1 juni 2010 met haar nieuwe partner X samenwoont als waren zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW. De sedert die datum door hem betaalde alimentatie dient V dan ook terug te betalen, aldus M.

REP 2014/407 - Sign. - Ten onrechte niet meewerken aan nihilstelling kinderalimentatie: veroordeling in de proceskosten (Gerechtshof Amsterdam 28 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:383)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1985 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk in 1994 zoon Z is geboren en welk huwelijk in 1997 door echtscheiding is ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking is de door M te betalen kinderalimentatie op € 68 per maand bepaald. Sinds 10 april 2009 ontvangt M een WW-uitkering. Zijn verzoek om om die reden de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen, is op 21 december 2011 door de rechtbank afgewezen. Met ingang van 10 juni 2012 ontvangt M een bijstandsuitkering. Zijn verzoek om om die reden de kinderalimentatie op nihil te stellen, is op 17 april 2013 door de rechtbank gehonoreerd, waarbij tevens V is veroordeeld in de proceskosten. Tegen dat laatste gaat V in hoger beroep.

REP 2014/408 - Sign. - Nihilstelling partneralimentatie (Rechtbank Noord-Holland 14 mei 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:4357)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De man verzoekt de door hem te betalen kinderalimentatie te verlagen en de partneralimentatie op nihil te stellen. In hun echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning – en partijen een andere woonruimte dienen te betrekken – een wijziging kan opleveren waardoor partijen moeten bezien of de alimentatieafspraken die zij hebben gemaakt nog aan de wettelijke maatstaven voldoen.

REP 2014/409 - Sign. - Nihilstelling partner- en kinderalimentatie (Rechtbank Noord-Holland 21 mei 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7899)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De vrouw verzoekt nihilstelling van de door haar te betalen kinder- en partneralimentatie omdat haar inkomsten zijn verminderd. Het verzoek met betrekking tot kinderalimentatie wordt toegewezen. Het inmiddels meerderjarige kind woont thans bij de vrouw, de man verblijft in het buitenland en het is onbekend of (en zo ja: wanneer) hij weer in Nederland gaat wonen. De vrouw heeft met betrekking tot de kinderalimentatie tevens verzocht voor recht te verklaren dat zij de kinderalimentatie altijd heeft betaald. De vrouw heeft daartoe echter onvoldoende stukken overgelegd, zodat de rechtbank dit verzoek afwijst.

REP 2014/410 - Sign. - Ex-man moet akkoord sluiten met zijn schuldeisers (Gerechtshof Amsterdam 13 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2558)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1985 met elkaar gehuwd. Op verzoek van V spreekt de rechtbank op 9 maart 2010 de echtscheiding tussen partijen uit. Op 27 juli 2010 bepaalt het hof de alimentatieplicht van M aan V op € 975 per maand. Enkele dagen na deze beschikking vraag M zijn eigen faillissement aan, zonder medewerking (en medeweten) van V als bedoeld in artikel 4 lid 2 Fw. Op 31 augustus 2010 wordt M door de rechtbank failliet verklaard. M stelt V hiervan op de hoogte na het verstrijken van de wettelijke verzetstermijn van acht dagen. De echtscheidingsbeschikking wordt op 9 november 2010 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, als gevolg waarvan het huwelijk tussen partijen is ontbonden. Op 7 juni 2011 stelt de rechtbank, op verzoek van M, de door hem te betalen partneralimentatie op nihil met ingang van 30 augustus 2010 voor de duur van zijn faillissement en de eventueel daaropvolgende toepassing van de WSNP.

REP 2014/411 - Sign. - Handelen in strijd met artikel 21 Rv komt vrouw duur te staan (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2881)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V zijn in 1972 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2001 door echtscheiding is ontbonden. De door M aan V te betalen partneralimentatie bedraagt € 3.558,58 per maand. In 2013 heeft de rechtbank de door M te betalen partneralimentatie met ingang van 1 november 2011 op nihil bepaald en V veroordeeld tot terugbetaling aan M van de door haar van hem ontvangen alimentatie.

REP 2014/412 - Sign. - Geen sprake van rechtsverwerking bij kinderalimentatie (Gerechtshof Den Haag 6 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2615)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen M en V zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. De kinderen wonen bij V. De rechtbank heeft, ondanks dat zij de draagkracht van M op een lager bedrag heeft becijferd (namelijk op in totaal € 140 per maand), M aan zijn (oorspronkelijke) aanbod gehouden en in de echtscheidingsbeschikking een kinderalimentatie bepaald van € 150 per kind per maand. In hoger beroep verzoekt M het hof te bepalen dat hij € 70 per maand per kind aan kinderalimentatie verschuldigd is. Volgens V is sprake van rechtsverwerking, aangezien (1) M er destijds zélf voor koos om te verzoeken de kinderalimentatie te bepalen op € 150 per maand per kind, (2) M wist dat dat bedrag zijn draagkracht oversteeg en (3) M had kunnen volstaan met het voeren van verweer, aangezien V reeds in het echtscheidingsverzoekschrift om vaststelling van kinderalimentatie had verzocht.

REP 2014/414 - Sign. - Stijging ontvoering kinderen via Schiphol (ANP)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het aantal kinderen dat via Schiphol door een van zijn ouders naar het buitenland wordt ontvoerd, is flink aan het stijgen. Dat meldde de Koninklijke Marechaussee op 14 juli jl. De Marechaussee arresteerde in de eerste helft van 2014 al elf verdachten van kinderontvoering: dat zijn er nu al net zoveel als in heel 2013. Volgens een woordvoerder wordt iedere ouder die alleen met zijn of haar kind naar het buitenland reist, aan een strenge test onderworpen. Een reden voor de stijging kan de Marechaussee niet noemen.

REP 2014/416 - Sign. - Erfrechtelijke gevolgen van de ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap (E. Verhagen en I. Visser, FJR – Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht 2014/7-8)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De auteurs onderzoeken welke gevolgen de ontkenning van het dor huwelijk ontstane vaderschap heeft voor de erfrechtelijke verkrijging van het kind uit de nalatenschap van de man die op het tijdstip van zijn geboorte met zijn geboortemoeder was gehuwd. Daarbij komen zowel de situatie waarin krachtens versterferfrecht als waarin krachtens testamentair erfrecht is verkregen aan bod.

REP 2014/417 - Sign. - Effectuering van omgang na (v)echtscheiding (M.E. Hinskens-van Neck, FJR – Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht 2014/7-8)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Eind maart 2014 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak waarin de vader de totstandkoming van een omgangsregeling probeert de bewerkstelligen, maar de moeder haar medewerking daaraan stelselmatig weigert, hoewel de rechter partijen heeft verwezen naar een omgangshuis voor het opstarten van een omgangsregeling. Deze uitspraak vormt de aanleiding voor een beschouwing over de positie van het omgangshuis en de dwangsomsanctie.

REP 2014/421 - Sign. - Geen ‘family life’ maar wel het voornemen daartoe: recht op omgang (Rechtbank Den Haag 8 april 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6336)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V hebben van 2003 tot 2004 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit V is in/rondom die periode zoon Z geboren. Vaststaat dat M de verwekker van Z is. V is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over Z belast. V heeft inmiddels een affectieve relatie met X, die Z in 2007 heeft erkend. M heeft nimmer contact met Z gehad, maar verzoekt thans de rechtbank een omgangsregeling tussen hem en Z vast te stellen. Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe betrekking (family life als bedoeld in artikel 8 EVRM) tot hem staat. Op grond van lid 2 stelt de rechter op verzoek van een ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, een omgangsregeling vast. Ingevolge vaste rechtspraak van het EHRM mag het ontbreken van juridisch vaderschap er niet toe leiden dat de biologische vader niet de mogelijkheid heeft zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling aan de rechter voor te leggen. Alle betrokken belangen dienen tegen elkaar te worden afgewogen en het op formele gronden achterwege laten van een onderzoek hiernaar, levert een schending van artikel 8 EVRM op. Artikel 8 EVRM moet aldus ruim worden opgevat (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5670).

REP 2014/422 - Sign. - Relatie duurt slechts een jaar: geen toestemming om te verhuizen (Rechtbank Overijssel 4 juni 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:3820)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V is in 2013 door echtscheiding ontbonden. Uit het huwelijk zijn drie, thans nog minderjarige kinderen geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Partijen zijn samen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. V heeft sinds een jaar een nieuwe partner (X). Hierdoor verblijft V met de kinderen om de week een weekend bij X, die in [B] woont en aldaar een eenmanszaak heeft. V wil met X en de kinderen in [B] gaan samenwonen. M gaat daar niet mee akkoord. V verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen.

REP 2014/423 - Sign. - Twee geloven op één kussen… (Rechtbank Den Haag 9 juli 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:9027)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V is door echtscheiding ontbonden. Uit het huwelijk zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V, die het eenhoofdig gezag over hen uitoefent. M is inmiddels hertrouwd met X. M verzoekt de rechtbank een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen. V verzet zich tegen omgang. Haar belangrijkste bezwaar de wijze waarop M de kinderen betrekt in zijn nieuwe geloof. V maakt zich zorgen over de manier waarop M de kinderen met zijn nieuwe geloof confronteert. De kinderen krijgen hierdoor te maken met nieuwe regels en veranderd gedrag van M, wat voor hen heel verwarrend is. Ook komt M geregeld afspraken niet na en communiceert hij hier niet over via de telefoon, al dan niet wegens geldgebrek. M neemt daarmee niet zijn verantwoordelijkheid en dat maakt zijn gedrag onbetrouwbaar, aldus V. Zij acht omgang daarom niet in het belang van de kinderen. Volgens M stelt hij zich verantwoordelijk op naar de kinderen. Zijn geloof is een belangrijk aspect van zijn leven en hij wil zijn kinderen daarin laten delen. Dat hij niet altijd over voldoende financiële middelen beschikt om een afspraak na te komen of te bellen, is het gevolg van zijn bewuste keuze om anders te leven. Dat betekent echter niet dat hij geen stabiele en gestructureerde basis aan de kinderen kan bieden.

REP 2014/424 - Sign. - Verbod om met de kinderen naar Engeland te verhuizen (Voorzieningenrechter Rechtbank Oost-Brabant 24 juli 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:4630)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Uit de in 2012 beëindigde affectieve relatie tussen M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Britse nationaliteit) zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. V heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen en de kinderen hebben hoofdverblijf bij haar. Partijen hebben in onderling overleg een omgangsregeling afgesproken. V is voornemens volgende maand met de kinderen naar Engeland te verhuizen. Intussen is bij de rechtbank nog het verzoek van M aanhangig tot wijziging van het eenhoofdig gezag van V in een gezamenlijk gezag van partijen en tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen. In kort geding verzoekt M de voorzieningenrechter V te verbieden met de kinderen naar Engeland dan wel het buitenland te verhuizen, en haar te bevelen om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn met de kinderen te gaan wonen binnen een straal van 25 km van zijn woonplaats, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of dagdeel dat V in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.

REP 2014/426 - Sign. - Wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk gezag uitoefenen (Gerechtshof Amsterdam 14 januari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:94)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Uit de in 2010 beëindigde affectieve relatie tussen M en V zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. M heeft de kinderen erkend. De kinderen verblijven bij V. M verzoekt (op de voet van artikel 1:253c lid 1 BW) de rechtbank een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen en hem en V gezamenlijk te belasten met het gezag over de kinderen. De rechtbank wijst beide verzoeken toe. V gaat in hoger beroep. Volgens haar verzet het belang van de kinderen zich tegen gezamenlijke uitoefening van het gezag.

REP 2014/427 - Sign. - Ombudsman: politie had voldoende aanleiding om informatie met BJZ te delen (Nationale Ombudsman 21 juli 2014, rapport 2014/079)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M (van Afghaanse nationaliteit) en V (van Iraanse nationaliteit) treden in 2001 in Iran met elkaar in het huwelijk. Uit het huwelijk wordt in 2003 dochter D geboren. In 2008 vestigt het gezin zich in Nederland. In augustus 2012 doet V aangifte van mishandeling en bedreiging met de dood door M. Zij duikt met D onder en vraagt de echtscheiding aan. M krijgt een huisverbod opgelegd en V krijgt van de politie een zogenoemde Aware alarmknop. Eind 2012 vraagt M een vluchtelingenpaspoort aan voor D. Met in het achterhoofd het incident in augustus en het opgelegde huisverbod doet de politie daarop een melding bij het Crisisinterventieteam van BJZ. Op 24 februari 2013 belt een medewerkster van BJZ met een betrokken politieambtenaar om informatie in te winnen over de situatie, en dan met name de kans dat M zijn dochter zonder toestemming van V mee naar het buitenland neemt. De politieambtenaar deelt daarop mee dat die kans niet onwaarschijnlijk is.

REP 2014/428 - Sign. - Beëindiging gezamenlijk gezag om daarmee spanningen voor de kinderen te verminderen (Gerechtshof Den Haag 23 juli 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2496)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V, waaruit drie thans nog minderjarige kinderen zijn geboren, is in 2011 door echtscheiding ontbonden. Het verzoek van V tot eenhoofdig gezag over de drie minderjarigen is door de rechtbank afgewezen. Wel is er een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Op 31 mei 2012 heeft de rechtbank (1) het verzoek van M tot vaststelling van een zorgregeling afgewezen, (2) het gezamenlijk gezag van M en V beëindigd, (3) bepaald dat het gezag over de minderjarigen aan V toekomt en (4) de eerder vastgestelde voorlopige zorgregeling geschorst. M gaat in hoger beroep.

REP 2014/429 - Sign. - Geen vaststelling vaste omgangsregeling in het belang van de minderjarige (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 juni 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5290)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2011 dochter D geboren. M heeft D erkend, V heeft van rechtswege het gezag over D. D is op 30 oktober 2012 onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg (BJZ) en verblijft sinds 28 augustus 2013 in een pleeggezin. Bij schriftelijke aanwijzing van 6 september 2013 heeft BJZ aan V een omgangsregeling met D opgelegd. Daarbij heeft BJZ bepaald dat V eenmaal per veertien dagen een uur omgang zal hebben met D, op een neutrale plek en onder begeleiding. Er is een aantal data vastgesteld waarop de contactmomenten zullen plaatsvinden. In november 2013 heeft BJZ de omgangsregeling aangepast, in die zin dat V nu eenmaal per drie weken anderhalf uur contact met D heeft. Daarnaast worden nu ook de grootouders van D (de ouders van V) bij de omgangsmomenten betrokken.

REP 2014/430 - Sign. - Geen vervangende toestemming om met kinderen naar Argentinië te verhuizen (Gerechtshof Den Haag 30 juli 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2577)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
M en V (beiden van Argentijnse nationaliteit) zijn in 1999 in Argentinië met elkaar gehuwd. Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. M en V hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De (hoofd)verblijfplaats van de minderjarigen is bij V. V verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen om zich met de minderjarigen in Argentinië te vestigen. De rechtbank acht de beoogde verhuizing niet in het belang van de kinderen, die in Nederland geworteld zijn, en wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/431 - Sign. - Enige ontwikkelingen op het terrein van de trust (K.M.L.L. van de Ven, TE – Tijdschrift Erfrecht 2014/6)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
In 2010 is in Nederland het zogenoemde afgezonderd particulier vermogen (APV) regime ingevoerd. Op 1 januari 2014 heeft er een aanpassing plaatsgevonden in de aanmerkelijkbelangregeling. In dit artikel wordt een korte schets gegeven van het APV-regime, wordt het overgangsrecht en de in dat verband gewezen rechtspraak voor het recht van schenking besproken, en wordt ingegaan op de ontwikkelingen in België. Gestart wordt echter met een korte uitleg van de trust in het algemeen.

REP 2014/433 - Sign. - Rechtbank benoemt vereffenaar van ontbonden huwelijksgemeenschap (Rechtbank Noord-Holland 29 juli 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7333)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het huwelijk tussen M en V (die in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd waren) is door het overlijden van M ontbonden. X is benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van M. X verzoekt de rechtbank om hem tevens te benoemen tot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, aangezien V zonder redelijke grond medewerking weigert de goederen die behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap te gelde te maken ten gunste van schuldeisers van de nalatenschap.

REP 2014/434 - Sign. - Rechters willen scheidingsleed verzachten (Dagblad van het Noorden)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Familierechters zien steeds meer en steeds heftiger vechtscheidingen aan zich voorbijtrekken. De Rechtbank Noord-Nederland wil nu de procedures rond vechtscheidingen versoepelen om zo het leed, vooral voor de betrokken kinderen, te verzachten. Dat meldde het Dagblad van het Noorden op 14 augustus jl. De Groningse familierechter Klijn stelt samen met collega’s maatregelen voor om procedures rond vechtscheidingen te versoepelen. Zoals: neem meer tijd voor een complexe zaak, zet één regierechter in, zorg dat heel vroeg in het proces een bemiddelaar klaarstaat en leidt rechters op om conflicten beter te kunnen inschatten.

REP 2014/436 - Sign. - NVB start digitaal loket voor slapende tegoeden (NVB)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft op 5 augustus jl. een digitaal loket voor slapende tegoeden geopend. Hiermee wil de vereniging het voor erfgenamen gemakkelijker maken om na te gaan of een overleden familielid nog een tegoed heeft bij een bank. De komst van het digitaal loket werd vorig jaar al aangekondigd. Het loket is bedoeld voor erfgenamen die er geen zicht op hebben bij welke bank(en) de overledene tegoeden aanhield. Tot nu toe moest een notaris alle banken zelf – of via de NVB – aanschrijven. Met het loket slapende tegoeden (www.slapendetegoeden.nl) kunnen erfgenamen op één plek direct bij alle aangesloten banken navraag doen naar de aanwezigheid van (mogelijke) tegoeden. Spaartegoeden in het buitenland kunnen echter niet via het loket worden achterhaald. Bij slapende tegoeden gaat het vaak om inactieve bankrekeningen waarbij de bank bijvoorbeeld door verhuizing het contact met de klant is verloren. Ook kan het gaan om actieve rekeningen waarvan de erfgenaam niet weet dat ze bestaan.

REP 2014/437 - Sign. - Explosieve stijging aantal geregistreerde levenstestamenten (KNB)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Het aantal geregistreerde levenstestamenten is in het tweede kwartaal van 2014 met ruim 90% gestegen ten opzichte van diezelfde periode in 2013. Dit blijkt uit cijfers van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). In het voorjaar van 2013 werden 5.046 levenstestamenten afgesloten, de afgelopen maanden waren het er 9.695. In Nederland hebben ruim 44.500 mensen een geregistreerd levenstestament. In een levenstestament leggen mensen vast wie hun belangen behartigt wanneer zij daar zelf niet meer toe in staat zijn.

REP 2014/439 - Sign. - Het recht om vergeten te worden na overlijden (L. van der Geld, TE – Tijdschrift Erfrecht 2014/6)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Op 13 mei 2014 deed het EU-hof een uitspraak op grond waarvan Google verplicht is persoonlijke informatie van een Spaanse staatsburger te verwijderen uit de zoekresultaten. In een voorstelverordening is dit ‘recht om vergeten te worden’ opgenomen. In dit artikel doet de auteur een eerste verkenning naar de vraag of dit recht als persoonlijkheidsrecht overgaat op de erfgenamen (doorwerkt na overlijden) en daarmee naar de vraag of de uitoefening van dit ‘vergeetrecht’ in een uiterste wilsbeschikking kan worden toegekend aan de executeur en/of bepaalde erfgenamen.

REP 2014/440 - Sign. - Ondanks mogelijke beïnvloeding laat hof erfstelling vriendin in stand (Gerechtshof Den Haag 24 juni 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2807)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014
Tandarts A heeft twee maanden voor zijn overlijden zijn assistente (V) bij testament tot enig erfgenaam benoemd. De dochters van A vorderen de vernietiging respectievelijk nietigheid van het testament op verschillende gronden, waaronder de geestelijke stoornis van A en misbruik van de situatie door V. De rechtbank oordeelde dat V, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, geen rechten kon ontlenen aan het testament van A, nu zij (1) een grote rol speelde in het privéleven van A, (2) zich op opdringerige wijze mengde in de relatie tussen hem en zijn dochters, (3) conflicten tussen hen creëerde en een wig tussen hen dreef, waardoor (4) V bereikte dat A zijn testament zodanig wijzigde dat V tot enig erfgename werd benoemd. Uit de wijze waarop V dat heeft gedaan (door de familiebanden negatief te beïnvloeden en door een man, die al op leeftijd was en daardoor ook afhankelijker werd van zijn omgeving, af te zonderen van zijn sociale omgeving), leidde de rechtbank af dat V daarbij het doel had om erfgename te worden. Hierdoor is het onaanvaardbaar haar als erfgename toe te laten.

REP 2014/441 - Art. - Partneralimentatie in de praktijk: is maatwerk mogelijk? (deel 2)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014 geschreven door Bol, Mr. drs. J.P.M.
Welke mogelijkheden biedt de bestaande wetgeving voor maatwerk bij de vaststelling van de partneralimentatie? Deze vraag kwam naar boven tijdens het symposium op 28 oktober jl. in Breukelen over het wetsvoorstel wijziging partneralimentatie. De ervaringen blijken op dit terrein sterk uiteen te lopen. Reden voor de redactie van REP om dit thema de komende tijd extra onder de aandacht te brengen. In REP 2014/241, waarin verslag werd gedaan van het symposium werden lezers uitgenodigd om hun proces

REP 2014/442 - Art. - Wetsvoorstel invoering beperkte gemeenschap

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014 geschreven door Verstappen, Prof. mr. L.C.A.
Op 11 juli 2014 is het ‘Voorstel van wet van de leden Berndsen-Jansen, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken’ (wetsvoorstel 33987) ingediend bij de Tweede Kamer der Staten Generaal. In deze bijdrage gaat de auteur in op de voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel en behandelt hij vervolgens in grote lijnen de belangrijkste voorstellen.

REP 2014/443 - Art. - Problemen in de eigen­woningregeling bij echtscheiding

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014 geschreven door Klinkert-Cino, Mr. J.A.M.
Met ingang van 2013 zijn de regels voor aftrek van rente op de eigenwoningschuld flink aangescherpt. De eigenwoningregeling is daarmee buitengewoon ingewikkeld geworden. Daar komt bij dat de onroerendgoedmarkt maar langzaam uit het dal komt waar de markt nu zo’n zes jaar inzit. Voor stellen die willen scheiden is dit een complicerende factor omdat de banken veelal niet meewerken aan een ontslag uit de aansprakelijkheid van de ‘vertrekkende’ partner met als gevolg dat de verdeling van de voormalige gemeenschappelijke woning feitelijk niet goed mogelijk is. Aan de hand van een casuspositie wordt ingegaan op de problemen die zich kunnen voordoen bij een echtscheiding wanneer een eigen woning in het spel is die gemeenschappelijk vermogen vormt.

REP 2014/444 - Art. - Vermogensverschuivingen na scheiding van ongehuwde 
samenlevers: contractuele grondslagen (deel 2)

Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014 geschreven door Schrama, Prof. mr. W.M.
In deze bijdrage staat de verbintenisrechtelijke afwikkeling van relaties tussen ongehuwd samenlevende partners centraal. In dit deel komen verbintenissen uit de wet, het leerstuk van de vergoedingsrechten en de natuurlijke verbintenis aan de orde. Deze mogelijkheden om vermogen na scheiding (niet) terug te schuiven, worden belicht aan de hand van recente rechtspraak.