REP 2014/403 - Sign. - Verrekenen vordering mag, maar alleen boven beslagvrije voet (Voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland 4 juni 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:5037)
Aflevering 6, gepubliceerd op 17-10-2014 M en V zijn in 1991 met elkaar gehuwd. Het huwelijk is in 2006 door echtscheiding ontbonden. Bij beschikking van het hof van 28 september 2006 is de door M te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.950 per maand en op € 3.000 per maand vanaf het moment dat V de echtelijke woning heeft verlaten. Op 7 september 2010 heeft het hof de beschikking van 28 september 2006 gewijzigd en de door M te bepalen partneralimentatie met ingang van 9 juni 2009 vastgesteld op € 950 per maand. Tot dat moment heeft M uitvoering gegeven aan de beschikking van 28 september 2006. Op 9 november 2010 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat: ‘Aangezien de door [M] te betalen partneralimentatie bij beschikking van 7 september 2010 met terugwerkende kracht is verlaagd, heeft [M] over de periode van 9 juni 2009 tot en met 30 september 2010 een bedrag van € 35.832,40 teveel betaald aan [V] als bijdrage in haar levensonderhoud. Dit bedrag is door [M] onverschuldigd aan [V] betaald en dient door [V] aan [M] te worden terugbetaald. (…) [Partijen komen overeen] dat [M] tot 1 november 2013 niet tot opeising van dit bedrag zal overgaan. Op 1 november 2013 zullen partijen in overleg treden over de voorwaarden van een eventueel nader uitstel van betaling door [V].’ Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over (de voorwaarden van) een nader uitstel van betaling en evenmin over de hoogte van het maandelijks door V aan M terug te betalen bedrag. M is per 1 november 2013 overgegaan tot het verrekenen van zijn vordering van € 35.832,40 op V met zijn lopende alimentatieverplichting en heeft per die datum maandelijks € 500 partneralimentatie aan V voldaan in plaats van € 985, zodat V maandelijks € 485 op haar schuld aan M inlost. V heeft op 19 november 2013, bij brief van haar advocaat, M gesommeerd de verrekening te staken en de volledige betalingen van de partneralimentatie te hervatten. M heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven. Op verzoek van V heeft de deurwaarder op 18 maart 2014 de beschikking van het hof van 7 september 2010 aan M betekend en hem (onder meer) bevolen de ingehouden partneralimentatie binnen twee dagen alsnog te voldoen onder aanzegging dat bij niet tijdige voldoening aan het bevel de executoriale titel ten uitvoer gelegd zal worden. In kort geding vordert M dat V de executie van de beschikking van 7 september 2010 staakt. De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 6:135 BW de schuldenaar niet bevoegd is tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met de in artikel 475c sub f Rv omschreven beslagvrije voet. Slechts het bedrag waarmee de alimentatiebetaling die beslagvrije voet overtreft, is vatbaar voor verrekening. V voert aan dat M geen belang heeft bij terugbetaling van de teveel betaalde partneralimentatie, omdat hij over een aanzienlijk vermogen beschikt, terwijl zij zelf een groot belang heeft bij betaling van de volledige partneralimentatie, omdat zij van het huidige bedrag niet rond kan komen. Voor zover V hiermee stelt dat M alleen bevoegd is tot verrekening over te gaan als zijn belang daarbij groter is dan het belang van V om niet te verrekenen, is dat standpunt onjuist. Een belangenafweging is niet aan de orde bij de vraag of bevoegdheid tot verrekening bestaat. Die bevoegdheid bestaat slechts dan niet, indien verrekening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat zulks in casu het geval is, is door V echter niet aannemelijk gemaakt. De conclusie is dat, indien M in een bodemprocedure terugbetaling van de teveel betaalde alimentatie zal vorderen, de bodemrechter naar verwachting tot het oordeel zal komen dat V tot terugbetaling van de teveel betaalde partneralimentatie gehouden is en dat M bevoegd is maandelijks een bedrag van € 485 te verrekenen met de door hem aan V te betalen partneralimentatie. Door voldoening van € 500 aan partneralimentatie en verrekening van € 485 met de openstaande schuld van V aan M, heeft M voldaan aan de hem in de beschikking van 7 september 2010 opgelegde alimentatieverplichting, zodat V niet bevoegd is die beschikking te executeren. De voorzieningenrechter wijst de vordering van M toe.