Aflevering 8

Gepubliceerd op 23 december 2014

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 22-08-2024

REP 2014/504 - Sign. - Samenwoners en verblijvingsbeding bij faillissement: kiezen of verdelen (A.M. Steegmans en M. Ensink, NTBR – Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2014/10)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Dit artikel behandelt de werking van het wederkerig verblijvingsbeding dat is opgenomen in een samenlevingscontract in geval van het faillissement van een van de partners. Aan de orde komen het keuzerecht dat de curator in faillissementen heeft, en de faillissementspauliana.

REP 2014/507 - Sign. - Aflossingen hypotheek geen natuurlijke verbintenis door samenlevingscontract? (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2931)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V hebben ongehuwd samengewoond in een woning die hun gezamenlijke eigendom is. Tussen hen is een geschil ontstaan over de vraag of M een vordering op V heeft verkregen omdat hij uit zijn privévermogen extra hypothecaire aflossingen heeft gedaan. Anders dan de rechtbank oordeelde het hof (ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3067) dat M geen vordering heeft omdat de aflossingen zijn verricht ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

REP 2014/508 - Sign. - Vervangende toestemming verkoop voormalig echtelijke woning (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3900)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M (van Britse nationaliteit) en V (van Nederlandse nationaliteit) zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort onder meer de echtelijke woning, die is bezwaard met een recht van hypotheek ad € 287.500. Het huwelijk van partijen is in 2010 door echtscheiding ontbonden. V woont met de meerderjarige dochter van partijen in de echtelijke woning. M heeft de woning vijf jaar geleden verlaten en woont weer in Engeland. Partijen hebben geen contact meer met elkaar. De ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is nimmer verdeeld.

REP 2014/509 - Sign. - Hof draait afwikkeling flitsscheiding terug omdat vrouw het niet begreep (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7330)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V hebben in 2007 hun huwelijk beëindigd door middel van een flitsscheiding. Bij de notaris hebben zij de gemeenschappelijke goederen verdeeld en verklaard dat zij (1) niets meer van elkaar te vorderen hebben en (2) elkaar volledige kwijting verlenen. De rechtbank heeft de verdeling echter vernietigd, omdat V voor meer dan een kwart is benadeeld (artikel 3:196 lid 1 BW) en M geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat V die benadeling uitdrukkelijk heeft aanvaard (artikel 3:196 lid 4 BW). M gaat in hoger beroep.

REP 2014/512 - Sign. - Wetsvoorstel 33.987: naar een beperkte gemeenschap als wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht? (W.G. Huijgen, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2014/11)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De auteur bespreekt het recent gepubliceerde wetsvoorstel 33987 inzake de nieuwe beperkte huwelijksgemeenschap en plaatst daar kritische kanttekeningen bij. Overigens verscheen van dezelfde auteur een soortgelijk artikel (onder de titel 'Opnieuw: naar een beperkte gemeenschap als wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht?') in ftV 2014/10

REP 2014/514 - Sign. - Schuld wegens uitkeringsfraude niet aan man verknocht (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 augustus 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7092)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 1993 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2012 door echtscheiding is ontbonden. Wegens tijdens het huwelijk onterecht door M ontvangen WW-uitkeringen is een schuld aan UWV ontstaan van € 2.225,89. In het kader van hun echtscheiding twisten partijen onder meer over de vraag of de schuld van M aan UWV in de huwelijksgemeenschap is gevallen (zoals M bepleit), of dat deze aan M is verknocht in de zin van artikel 1:94 lid 3 BW (zoals V voorstaat). De rechtbank oordeelde dat de schuld bij helfte door partijen dient te worden gedragen. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/518 - Sign. - Niet bewust afgeweken van de wettelijke maatstaven (Rechtbank Noord-Holland 3 september 2014 C/14/148923/FA RK 13-1931, niet gepubliceerd)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 1999 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee – thans nog minderjarige – kinderen zijn geboren en welk huwelijk in 2004 door echtscheiding is ontbonden. In hun in 2004 ondertekende echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat M aan V een bedrag van € 20.000 voldoet. Met deze betaling wordt M geacht volledig te hebben voldaan aan de onderhoudsverplichting die hij jegens V heeft betreffende de kosten van verzorging en opvoeding van beide kinderen gedurende de volledige periode van hun minderjarigheid. V is inmiddels hertrouwd met X, met wie zij twee kinderen heeft. V verzoekt de rechtbank te bepalen dat M aan haar een kinderalimentatie van € 350 per kind per maand dient te voldoen met ingang van 2013. M beroept zich op het echtscheidingsconvenant.

REP 2014/519 - Sign. - Einde alimentatieplicht wegens wangedrag vrouw met persoonlijkheidsstoornis (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7815)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 1994 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk drie kinderen (waarvan twee thans nog minderjarige) zijn geboren. Het huwelijk is in 2007 door echtscheiding ontbonden. De twee minderjarige kinderen hebben hun hoofdverblijf bij M, die ook het eenhoofdig gezag over hen uitoefent. Op 26 oktober 2010 wordt V strafrechtelijk veroordeeld wegens belaging van M en de kinderen, bedreiging van M en de kinderen met enig misdrijf tegen het leven gericht, en mishandeling van de vader van M. V wordt veroordeeld tot tbs met dwangverpleging gedurende twee jaar.

REP 2014/520 - Sign. - Huwelijksgerelateerde behoefte neemt na verloop van tijd af (Gerechtshof Den Haag 17 september 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3260)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Het huwelijk tussen M en V is in 2006 door echtscheiding ontbonden. M is zelfstandig ondernemer en inmiddels hertrouwd met X. Bij beschikking van 16 januari 2014 heeft de rechtbank de door M aan V te betalen partneralimentatie met ingang van 1 augustus 2013 bepaald op € 1.570 per maand. M gaat in hoger beroep. Volgens hem kan V in haar eigen levensonderhoud voorzien.

REP 2014/521 - Sign. - Geen limitering partneralimentatie (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 oktober 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4251)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 2007 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2013 door echtscheiding is ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank een door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld. In hoger beroep stelt M dat de rechtbank de alimentatieduur ten onrechte niet heeft beperkt. De beslissing van de rechtbank betekent dat M tot zijn 60e alimentatie moet betalen en dus niet meer toekomt aan het opbouwen van een eigen leven, na een kinderloos gebleven huwelijk van vijfenhalf jaar. M acht dit onredelijk, mede gezien het wetsvoorstel waarin de alimentatieplicht wordt beperkt tot vijf jaar. Volgens M wordt een nawerkende lotsverbondenheid van 12 jaar niet gerechtvaardigd door de omstandigheden van het geval. V leefde voorafgaand aan het huwelijk al twintig jaar lang van een WAO-uitkering. Na het huwelijk valt zij hierin terug. Gedurende korte tijd heeft zij door het huwelijk een hogere welstand gekend. Enige nawerking is gerechtvaardigd, maar niet gedurende 12 jaar. Bovendien, zo stelt M, was het huwelijk feitelijk al binnen een termijn van vijf jaar ten einde en zijn de persoonlijke vooruitzichten van V op geen enkele wijze negatief beïnvloed door het huwelijk. De kans dat de arbeidsongeschiktheid van V beperkt van duur is, is volgens M niet ondenkbaar. Tenslotte voert M aan dat tijdens het huwelijk geen sprake was van enige rolverdeling en dat er maar in beperkte mate sprake is van een door het huwelijk ontstane lotsverbondenheid, nu V M in zijn eer en goede naam heeft aangetast door leugens over vreemdgaan van M te verspreiden.

REP 2014/522 - Sign. - Partneralimentatie: termijn van 12 jaar wordt niet verlengd (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8182)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 1981 met elkaar gehuwd, welk – kinderloos gebleven – huwelijk in 2000 door echtscheiding is ontbonden. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat M, overeenkomstig het door partijen getekende echtscheidingsconvenant, aan V maandelijks ƒ 1.000 aan partneralimentatie dient te voldoen. Op grond van artikel 1:157 lid 4 BW is die verplichting op 14 december 2012 van rechtswege geëindigd. V (thans 56 jaar oud) is sedert 2011 arbeidsongeschikt. M is inmiddels hertrouwd met X, met wie hij een kind heeft gekregen. V verzoekt de rechtbank, op grond van artikel 1:157 lid 5 BW, de termijn gedurende welke M gehouden is aan haar partneralimentatie te betalen te verlengen tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/523 - Sign. - Wetsvoorstel: Kinderrechter beslist over omgang met kinderen na partnerdoding (Ministerie van Veiligheid en Justitie)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) wil dat de kinderrechter straks altijd een beslissing neemt over contact of omgang van kinderen met de ouder die zijn partner heeft gedood. De huidige manier van werken is ontoereikend omdat het kind niet altijd de rust krijgt die noodzakelijk is na zo’n ingrijpende gebeurtenis. Het mag geen speelbal worden bij conflicten tussen bijvoorbeeld de familie en de verdachte of veroordeelde ouder. De nieuwe maatregel moet ervoor zorgen dat de situatie voor het kind verbetert. Dit blijkt uit het wetsvoorstel dat de bewindsman op 11 november 2014 voor advies naar verschillende instanties heeft gestuurd.

REP 2014/524 - Sign. - ‘In vechtscheiding kan een kind zodanig de dupe zijn dat er sprake is van psychische mishandeling’ (Ministerie van Veiligheid en Justitie)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Op 13 oktober 2014 hebben minister Van Rijn en staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) antwoord gegeven op nadere vragen van de Eerste Kamer over de verbetering van de positie van kinderen in een vechtscheiding. In hun brief stellen de bewindslieden dat in situaties van een ‘vechtscheiding’ een kind zodanig de dupe kan worden dat sprake is van psychische kindermishandeling. Dergelijke mishandeling is strafbaar op grond van artikel 300 jo. 304 Sr. Een specifieke strafbaarstelling, waarin de omstandigheid wordt opgenomen dat de psychische mishandeling heeft plaatsgevonden in het kader van een vechtscheiding, zoals door de CDA-fractie werd voorgesteld, achten zij daarom niet nodig. Dit voegt aan de reeds bestaande mogelijkheden tot strafrechtelijk optreden niets toe, aldus Van Rijn en Teeven.

REP 2014/525 - Sign. - Nieuwe LOVF-richtlijnen geven kinderen vaker stem in rechtszaken (Rechtspraak.nl)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Normaal gesproken nemen ouders alle belangrijke beslissingen voor hun kind, maar dat gaat wringen als er een conflict ontstaat tussen wat ouders willen en de belangen van het kind. Onder invloed van het toenemende aantal vechtscheidingen en gewelddadige familiedrama’s is de behoefte gegroeid om kinderen in de knel een eigen stem in rechtszaken te geven. De Kinderombudsman riep twee jaar geleden rechters op veel vaker gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om een bijzondere curator te benoemen die het kind in familierechtszaken vertegenwoordigt. Een werkgroep van het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht (LOVF) heeft naar aanleiding daarvan een protocol ontwikkeld. Daarin staat in welke gevallen de bijzondere curator benoemd kan worden, wat van hem/haar verwacht kan worden, wie voor benoeming in aanmerking komt en wie daar om kan vragen. De bedoeling is dat alle rechters voortaan op dezelfde manier omgaan met verzoeken tot benoeming van zo’n belangenbehartiger.

REP 2014/527 - Sign. - Special: Jeugdwet en herziening kinderbescherming (FJR – Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht 2014/10)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
In dit themanummer de volgende artikelen: 'Het nieuwe jeugdstelsel en de jeugdbescherming' (A.H.W.M. van Beuningen en J. Kok), 'Rechtsbescherming onder de Jeugdwet en de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, een doolhof van procedures' (M. Kramer en M.J.M. ten Voorde), 'Transitie jeugdzorg: een thematische beschouwing van de gevolgen voor de jeugd-GGZ en de jeugd-LVB' (V.E.T. Dörenberg), 'Toezicht onder de nieuwe Jeugdwet, Samsonproof?' (W.F.C. Helmich), 'Het Deense Jeugdbeschermingsstelsel' (C.G. Jeppesen) en 'Kroniek Kinderbescherming' (P. Dorhout).

REP 2014/528 - Sign. - Minderjarige Roma-moeder wordt meerderjarig verklaard (Rechtbank Oost-Brabant 29 augustus 2014, C/01/276213/FA RK 14-1435, niet gepubliceerd)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit de relatie tussen M en de minderjarige V (beiden behorend tot het Roma-geslacht) wordt dochter D geboren. M heeft D erkend. M, V en D wonen bij de ouders van M in. M en V zijn volgens de Roma-traditie met elkaar gehuwd. V verzoekt de rechtbank haar meerderjarig te verklaren (artikel 1:253ha lid 4 BW) en om haar (vervolgens) samen met M te belasten met het gezamenlijk gezag over D.

REP 2014/529 - Sign. - Lijfsdwang voor moeder die weigert mee te werken aan verblijfsregeling (Voorzieningenrechter Rechtbank Limburg 22 augustus 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:7423)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 2007 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee (thans nog minderjarige) kinderen zijn geboren en welk huwelijk in 2011 door echtscheiding is ontbonden. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij V. Bij de echtscheidingsbeschikking is een verblijfregeling vastgesteld, die bij beschikking van 10 oktober 2013 is gewijzigd. Op 26 februari 2014 laat V aan M weten dat zij het verblijf van de kinderen bij hem stopzet, vanwege zijn, zo stelt V, gewelddadig gedrag jegens de kinderen. In de daarop door M geëntameerde kortgedingprocedure oordeelt de voorzieningenrechter dat V de beschuldigingen aan het adres van M op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt. De voorzieningenrechter veroordeelt V om haar medewerking te verlenen aan de bestaande verblijfsregeling ‘op verbeurte van een dwangsom van € 50 per keer dat de vrouw deze veroordeling niet naleeft, met een maximum van € 3.000’. V volhardt in haar weigering de verblijfsregeling na te leven en voldoet de dwangsommen. M verzoekt in kort geding voormeld vonnis van de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren.

REP 2014/530 - Sign. - Nakoming informatieplicht op straffe van een dwangsom (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 10 september 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:5361)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit het – inmiddels door echtscheiding ontbonden – huwelijk tussen M en V is in 2008 zoon Z geboren. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. Sedert de echtscheiding, eind 2008, hebben partijen geen contact meer met elkaar. Op 10 oktober 2012 heeft de rechtbank onder meer aan V de verplichting opgelegd om M ieder kwartaal schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen van Z, daaronder begrepen het toezenden van recente foto’s en afschriften van schoolrapporten. Aan die verplichting heeft V nimmer uitvoering gegeven. M vordert in kort geding te bepalen dat V binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis recente foto’s, waaronder een foto van het identiteitsbewijs, van Z aan M ter beschikking dient te stellen, op straffe van een dwangsom van € 50 per dag voor iedere dag dat zij hier niet aan voldoet. V vreest dat M, als hij over recente foto’s van Z beschikt, Z zal ontvoeren naar Turkije. Haar angst komt voort uit bedreigingen van M en zijn familie ten tijde van de echtscheiding in 2008. Ook onlangs is zij nog aangesproken door kennissen van M, hetgeen V als bedreigend heeft ervaren. Volgens V heeft M al eens vaker documenten vervalst en is hij in staat een paspoort te vervalsen. M is strafrechtelijk veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van V en zij is bang voor hem. M stelt dat hij sinds 2008 geen contact heeft gehad met V, dat de Raad voor de Kinderbescherming al een aantal onderzoeken heeft gedaan en dat hij niet van plan is Nederland te verlaten. M betwist dat hij V bedreigt en dat hij van plan is Z te ontvoeren.

REP 2014/531 - Sign. - Kinderrechter weigert BJZ te vervangen door stichting in Curaçao (Rechtbank Den Haag 18 september 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:11572)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit V is in 1999 dochter D geboren. V woont in Nederland en oefent het eenhoofdig ouderlijk gezag over D uit. Op 29 juli 2014 is D onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg (BJZ). Nadien is D naar Curaçao verhuisd, waar zij bij haar tante woont. BJZ verzoekt de kinderrechter Stichting Gezinsvoogdij Instelling Curaçao te benoemen als vervangende toezichthoudende instelling over D, nu BJZ – door het vertrek van D naar Curaçao – de ondertoezichtstelling niet langer kan uitvoeren. Dit zal, aldus BJZ, moeten gebeuren door voormelde stichting, die zich daartoe bereid heeft verklaard.

REP 2014/532 - Sign. - Erkenning van de erkenning (Rechtbank Limburg 7 oktober 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:8537)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit de affectieve relatie tussen M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Tsjechische nationaliteit) wordt in 1993 in Tsjechië zoon Z geboren. Op dat moment is M nog gehuwd met X, met wie hij in 1977 in het huwelijk is getreden. In 1992 wordt Z als ongeboren vrucht door M erkend. Z woont inmiddels in Nederland. Z verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren:

REP 2014/533 - Sign. - Verzoek gezamenlijk gezag met in buitenland wonende moeder afgewezen (Gerechtshof Den Haag 8 oktober 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3203)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk in 2007 dochter D wordt geboren. V vertrekt in 2009 naar het buitenland. D blijft bij M in Nederland wonen. In 2011 wordt het huwelijk van partijen, op verzoek van M, door echtscheiding ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank het eenhoofdig gezag over D aan M toegekend. De communicatie tussen M en V verloopt moeizaam, evenals die tussen V en D. M is inmiddels hertrouwd met X. V woont nog altijd in het buitenland. V verzoekt de rechtbank te bepalen dat zij tezamen met M het ouderlijk gezag over D zal uitoefenen. De rechtbank wijst het verzoek af en belast M en X met het gezamenlijk gezag. Daarbij bepaalt de rechtbank dat V en D eenmaal per twee weken gedurende een kwartier Skype-contact met elkaar zullen hebben. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/534 - Sign. - Geen wederzijds respect? Dan ook geen co-ouderschap (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 16 oktober 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4262)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 2003 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee (thans nog minderjarige) kinderen zijn geboren en welk huwelijk in 2009 door echtscheiding is ontbonden. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen, die hun hoofdverblijf bij V hebben. In 2012 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld en het verzoek van M tot vaststelling van een co-ouderschapsregeling afgewezen. M gaat in hoger beroep. Volgens M is een co-ouderschapregeling – vanwege de rust en de regelmaat – het meest in het belang van de kinderen. Bovendien, zo stelt M, is de communicatie tussen partijen de afgelopen tijd dusdanig verbeterd dat een dergelijke regeling inmiddels tot de mogelijkheden behoort. Ook verblijven de kinderen, sinds M in april 2014 werkloos is geworden, feitelijk vaker bij M dan in de zorgregeling is voorzien. Ten aanzien van de zorgregeling die geldt in de vakanties is M van mening dat iedere vakantie bij helfte dient te worden gedeeld. M kan zich er niet in vinden dat, zoals de rechtbank op verzoek van V heeft bepaald, de kinderen in de korte vakanties het ene jaar bij de ene ouder verblijven en het andere jaar bij de andere ouder.

REP 2014/535 - Sign. - Summiere omgangsregeling voor vader, informatieplicht voor moeder (Rechtbank Overijssel 17 september 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:5601)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2007 zoon Z geboren. Kort na de geboorte beëindigen M en Z hun relatie. M heeft Z erkend, V voert het eenhoofdig ouderlijk gezag. Z heeft zijn hoofdverblijf bij V. M verzoekt de rechtbank een zorgregeling tussen hem en Z vast te stellen. Daarnaast verzoekt M het gezamenlijk gezag over Z. V voert aan dat M nooit enige belangstelling voor Z heeft getoond. Ook wil zij liever geen informatie- en consultatieplicht opgelegd krijgen, omdat zij geen enkel contact met M wil.

REP 2014/536 - Sign. - Vervangende toestemming tot erkenning door man met onbekende nationaliteit (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7906)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit de – inmiddels verbroken – affectieve relatie tussen M en V is de minderjarige geboren. V (van Nigeriaanse nationaliteit) is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag en heeft een verzoek tot naturalisatie ingediend. De minderjarige is eveneens van Nigeriaanse nationaliteit; de nationaliteit van M is onbekend. M verzoekt de rechtbank hem vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige te verlenen. De rechtbank willigt het verzoek in. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/540 - Sign. - Een corrigerende stomp in het gezicht (Gerechtshof Amsterdam 20 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3763)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Op 14 september 2012 ziet een politieagent ter hoogte van een kinderdagverblijf in Amsterdam een vrouw met gebalde vuist in het gezicht van een meisje slaan. De agent loopt op hen af en ziet dat het huilende meisje een rode wang met een kras erop heeft. De vrouw geeft aan dat de agent zich er niet mee moet bemoeien, omdat het meisje haar dochter is. Inmiddels zijn twee andere agenten gearriveerd. Zij houden de moeder aan, die verklaart dat haar dochter al weken niet naar haar luistert, dat zij het zat was en haar daarom een klap in het gezicht gaf.

REP 2014/541 - Sign. - De werking van de artikelen 1:88 en 1:89 BW bij grensoverschrijdende borgtochten (B.F.P. Lhoëst, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2014/10)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De afgelopen jaren is een aantal buitenlandse banken onaangenaam verrast door de verstrekkende gevolgen van de typisch Nederlandse gezinsbeschermende bepalingen van de artikelen 1:88 en 89 BW. Bij wanbetaling door de debiteur blijkt de door de buitenlandse bank ter zekerheid verlangde borgstelling opeens minder zekerheid te geven dan verwacht doordat de echtgenote van de borgsteller met succes een beroep doet op vernietiging van de borgtochtovereenkomst wegens het ontbreken van haar toestemming bij het aangaan van deze overeenkomst. In de in dit artikel besproken uitspraken van Hof Arnhem van respectievelijk 12 juni 2012 (ECLI:NL:GHARN:2012:BX0484) en 6 november 2012 (ECLI:NL:GHARN:2012:BY2736) komt de problematiek van grensoverschrijdende borgtochten in volle omvang aan de orde.

REP 2014/542 - Sign. - De invloed van de eigenwoningregeling in de Wet IB 2001 op inkomensafhankelijke regelingen (D. Kadijk, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2014/10)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
In onze verzorgingsstaat kennen wij vele inkomensafhankelijke regelingen die gebruikmaken van het verzamelinkomen zoals dat bekend is bij de Belastingdienst. Dit verzamelinkomen is de som van de inkomens in box 1, 2 en 3, waaronder ook het inkomen uit de eigen woning valt. Hierdoor kunnen er op papier grote verschillen in draagkracht ontstaan die er in werkelijkheid niet zijn, maar waardoor draagkrachtig gelijken een van elkaar afwijkende, en soms maatschappelijk onwenselijke, beschikking van inkomensafhankelijke regelingen ontvangen.

REP 2014/544 - Sign. - Achteraf betaalde bruidsschat (mahr) toch niet aftrekbaar (Hoge Raad 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2874)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in 2008 te Libanon met elkaar gehuwd. Op 1 oktober 2009 heeft het Soennitische Religieuze Hof te Beiroet (Libanon) de echtscheiding tussen M en V bevestigd. In het vonnis staat onder meer dat M, ten titel van achteraf betaalde bruidsschat (‘delayed dowry’), een bedrag van $ 42.000 (€ 28.800) aan V dient te voldoen. Hetgeen in dit document als ‘dowry’ wordt aangeduid, wordt naar islamitisch recht ook wel ‘mahr’ genoemd. M heeft V in 2009 € 28.800 betaald. In zijn IB-aangifte voor dat jaar heeft hij het volledige bedrag in aftrek gebracht als ‘Betaalde alimentatie afkoopsom’. De belastinginspecteur staat die aftrek echter niet toe.

REP 2014/549 - Sign. - Ouder zonder gezag ontvankelijk in hoger beroep ondertoezichtstelling (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 juli 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5710)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2013 dochter D geboren. M heeft D erkend, V heeft het eenhoofdig gezag over haar. D wordt afwisselend door M en V verzorgd en opgevoed. In januari 2014 heeft de rechtbank D onder toezicht gesteld. M gaat hiertegen in hoger beroep. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of M ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep. Immers, op grond van artikel 806 lid 1 jo. 805 Rv kan uitsluitend een belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv in hoger beroep gaan tegen de beschikking van de rechtbank.

REP 2014/550 - Sign. - Verrekenplicht omdat faillissement ná echtscheiding plaatsvond (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8071)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2009 door echtscheiding wordt ontbonden. In 2011 wordt M failliet verklaard. Naar aanleiding hiervan dagvaardt V de curator voor de rechtbank en vordert dat op grond van de huwelijkse voorwaarden wordt overgegaan tot verrekening van de onverteerde inkomsten. De rechtbank wijst de vordering af. V gaat in hoger beroep.

REP 2014/551 - Sign. - Grootmoeder niet ontvankelijk en veroordeeld in proceskosten (Rechtbank Overijssel, 26 augustus 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:5497)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen M en V zijn twee, thans nog minderjarige kinderen geboren. M en V voeren gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen, die hun hoofdverblijf bij V hebben. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer met M te willen. Grootmoeder (de moeder van M) verzoekt de rechtbank een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de minderjarigen. Volgens grootmoeder is er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de minderjarigen, nu zij in het verleden regelmatig op hen heeft gepast en de kinderen in de zomervakantie van 2012 bij haar gelogeerd hebben. V stelt dat grootmoeder welkom is in haar woning, maar dat een omgangsregeling in grootmoeders woning te ver gaat. Hoewel de kinderen contact willen hebben met grootmoeder, hebben zij er geen vertrouwen in dat M niet óók aanwezig zal zijn. De kinderen hebben kort voor de onderhavige procedure aan grootmoeder laten weten dat zij, indien grootmoeder de procedure doorzet, zeker niet naar haar toe zullen gaan.

REP 2014/552 - Sign. - Inschrijving verklaring van erfrecht in Kadaster gratis per 1 januari 2015 (Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Met ingang van 1 januari 2015 wordt de Regeling tarieven Kadaster gewijzigd. De meeste tarieven blijven ongewijzigd. Een opvallende wijziging betreft echter de inschrijving van een verklaring van erfrecht. Vanaf 1 januari 2015 zullen daarvoor geen kosten meer in rekening worden gebracht. Met dit nultarief wordt getracht de inschrijving van een verklaring van erfrecht in de openbare registers te bevorderen.

REP 2014/553 - Sign. - Eerste Kamer akkoord met Uitvoeringswet Europese Erfrechtverordening (Eerste Kamer/KNB)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De Eerste Kamer heeft op 28 oktober 2014 de Uitvoeringswet Verordening erfrecht (33851) aangenomen. Met de wet komen er uniforme regels in het internationaal privaatrecht op het terrein van het erfrecht en wordt de vererving en afwikkeling van grensoverschrijdende nalatenschappen vereenvoudigd en minder kostbaar voor burgers in de EU. De Uitvoeringswet treedt op 17 augustus 2015 in werking.

REP 2014/554 - Sign. - Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen bij wijziging van relationele omstandigheden (A.F. Mollema, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2014/10)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De uitleg van uiterste wilsbeschikkingen geeft regelmatig aanleiding tot procedures en rechtsgeleerde beschouwingen. Op 11 oktober 2013 besliste de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:911) definitief over een zaak die al eerder vele pennen in beweging heeft gebracht. De Raad sanctioneerde het oordeel van het hof in deze zaak, dat in tegenstelling tot de rechtbank op het pad blijft van de uitleg van de wilsbeschikking en niet kiest voor de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid.

REP 2014/559 - Sign. - Langstlevende echtgenote mocht niet interen op vruchtgebruikvermogen (Rechtbank Midden-Nederland 22 oktober 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:5043)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M overlijdt in 2009. Bij testament (opgemaakt in 1991) heeft hij zijn kinderen (uit zijn eerste huwelijk) tot zijn enige erfgenamen benoemd. Aan zijn tweede echtgenote (V) heeft M, mede ter voldoening aan zijn verzorgingsverplichting, het vruchtgebruik van zijn nalatenschap gelegateerd. Als V inteert op het vruchtgebruikvermogen, starten de kinderen van M een gerechtelijke procedure tegen haar. Volgens de kinderen bevat het testament geen interingsbevoegdheid. Volgens V is zij, gelet op de verzorgingsgedachte die in het testament is opgenomen, wel degelijk bevoegd in te teren op het vruchtgebruikvermogen. Immers, ten tijde van het opstellen van het testament was te voorzien dat het rendement over het vermogen onvoldoende zou zijn om van te leven.

REP 2014/560 - Sign. - Ondanks begunstiging heeft ex-partner geen recht op uitkering levensverzekering (Rechtbank Midden-Nederland 8 oktober 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:4558)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Het huwelijk tussen M en V is door echtscheiding ontbonden. M is inmiddels een geregistreerd partnerschap (zonder partnerschapsvoorwaarden) met X aangegaan. Als M overlijdt, komt er een levensverzekering tot uitkering. Door de wijze waarop de begunstiging in de polis staat vermeld, heeft de verzekeringsmaatschappij de uitkering aan V uitgekeerd. X makt aanspraak op de uitkering en start een procedure tegen V.

REP 2014/561 - Sign. - Gift wordt voor legitieme portie geheel toegerekend aan schenkende echtgenoot (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8057)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk drie kinderen (X, Y en Z) zijn geboren. M overlijdt en laat V en de drie kinderen achter als zijn enige erfgenamen. In zijn testament van 4 september 1992 heeft M een ouderlijke boedelverdeling (artikel 4:1167 (oud) BW) gemaakt en daarbij alle goederen van zijn nalatenschap toegedeeld aan V, onder de verplichting voor haar om alle schulden van zijn nalatenschap te voldoen en aan ieder van de kinderen diens of dier erfdeel in geld te betalen. Uitbetaling van deze erfdelen heeft nog niet plaatsgehad. V overlijdt op 8 januari 2010. X, Y en Z zijn op grond van haar enige erfgenamen. Y en Z hebben de nalatenschap van V verworpen en een beroep op hun legitieme portie gedaan. In het verleden (respectievelijk in 1977 en in 1992) heeft M twee percelen grond aan Y verkocht. Thans stelt X dat de grond destijds voor een te lage prijs is verkocht, zodat sprake was van een gift die mede in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de legitieme portie in de nalatenschap van V.

REP 2014/562 - Sign. - Geregistreerd partner kreeg erfdeel door ontbreken van erfstelling in testament (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7517)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
M en V gaan in 1992 met elkaar samenwonen. Datzelfde jaar maakt M een testament, waarin staat: ‘Als ik kom te overlijden zonder achterlating van één of meer nakomelingen benoem ik tot enig erfgenaam van mijn gehele nalatenschap [V], hierna te noemen “mijn vrouw” […]. Voor het geval ik overlijd met achterlating van één of meer nakomelingen, legateer ik aan mijn vrouw:

REP 2014/563 - Sign. - Tweede Kamer stemt in met wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De Tweede Kamer heeft op 14 oktober 2014 ingestemd met het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (32855) van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Met dit voorstel wordt het opnemen van ouderschapsverlof, adoptie- en pleegzorgverlof en langdurend zorgverlof eenvoudiger.

REP 2014/564 - Sign. - Oprichting expertisebureau voor grensoverschrijdend familierecht (Gerechtshof Den Haag)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
Familiezaken hebben geregeld een internationale dimensie. Om die reden heeft het Gerechtshof Den Haag het Expertisebureau voor het kennisdomein IPR Familierecht opgericht, dat op 1 oktober 2014 van start is gegaan. Het expertisebureau bundelt zo veel mogelijk kennis op het terrein van IPR-familierecht, zoals wetgeving, jurisprudentie en literatuurverwijzingen. Deze informatie gaat het bureau overzichtelijk weergeven op een website. De site is voorlopig uitsluitend voor de rechtspraak beschikbaar, maar zal op termijn ook toegankelijk worden voor andere juridische beroepsgroepen, zoals de advocatuur. Het bureau geeft desgewenst voorlichting over internationaal familierecht aan andere gerechten en zal nauw samenwerken met het Internationaal Juridisch Instituut in Den Haag.

REP 2014/567 - Sign. - 120 uur taakstraf voor online stalken van ex-partner (Rechtbank Oost-Brabant 12 november 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:6814)

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014
De Rechtbank Oost-Brabant heeft een 53-jarige man uit ’s-Hertogenbosch veroordeeld voor het stalken en beledigen van zijn ex-partner. Ook maakte hij zich schuldig aan valsheid in geschrifte. De man krijgt een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast moet hij de vrouw een schadevergoeding betalen van € 500.

REP 2014/568 - Art. - Grote gevolgen wijzigingen fiscale kindregelingen 2015Bijlage

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014 geschreven door Lankester RA RV, E.R.
Van de voorgenomen aanpassingen in de fiscale wetgeving met ingang van 2015 worden in dit artikel kort de drie wijzigingen in de kindregelingen besproken die direct gevolg hebben voor de bepaling van de hoogte van een te betalen bijdrage in de kosten van hun kinderen en het netto besteedbaar inkomen van de ouders.: het vervallen van de alleenstaande ouderkorting, de verhoging van het kindgebonden budget en het vervallen van de forfaitaire aftrek in verband met de uitgaven voor levensonderhoud van kinderen.

REP 2014/569 - Art. - Kinderalimentatie en interen op vermogen

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014 geschreven door Swiers, mr. E.J. en Roetman, mr. H.J.
Een alimentatieplichtige ouder die zijn vermogen uit boedelscheiding of verkoop van de echtelijke woning opnieuw investeert moet óf goede redenen hebben waarom hij zijn vermogen heeft geïnvesteerd óf altijd geld reserveren voor kinderalimentatie ingeval hij onverhoopt zijn baan verliest. Nieuwe investeringen mogen vanwege de hoge prioriteit van kinderalimentatie, niet ten koste gaan van de draagkracht daarvoor. Ook op (gering) vermogen dat nog niet opnieuw is geïnvesteerd kan interen worden verlangd. Ook moet rekening worden gehouden met vermogen dat de alimentatie-ontvangen ouder heeft. Interen wordt eerder redelijk geacht als het een korte periode betreft of het vermogen van grote omvang is. Interen op vermogen wordt bij kinderalimentatie eerder redelijk geacht dan bij partneralimentatie.

REP 2014/570 - Art. - Co-ouderschap: tips voor een kritische toets vooraf!

Aflevering 8, gepubliceerd op 23-12-2014 geschreven door Waerden, drs. J.W.M. van der
Sinds de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in 2009 werd ingevoerd, is het uitgangspunt van gelijkwaardigheid in de afspraken over een zorgregeling voor de kinderen bij een scheiding steeds vaker uitgelegd als een 50/50 verdeling van de zorgtijd, ook wel co-ouderschap genoemd. In dit artikel pleit de auteur er voor dat betrokken professionals de ouders kritische bevragen over de haalbaarheid van co-ouderschap. Mediators, advocaten en rechters krijgen een vijftal vragen aangereikt, die als kapstok dienen voor zo’n gesprek. De vragen zijn niet bedoeld om ouders te ontmoedigen in hun wens tot co-ouderschap, maar hen een realistisch beeld te geven van wat co-ouderschap van hen vraagt en wat er voor nodig is om er een succes van te maken. In een aantal gevallen zal dat er toe leiden dat de ouders concluderen dat een andere invulling van het ouderschap voor hen en hun kinderen beter is.