REP 2015/288 - Sign. - Geen natuurlijke verbintenis (Gerechtshof ’s-Gravenhage 1 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:796)
Aflevering 5, gepubliceerd op 28-08-2015 M en V zijn op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting met verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten) met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2004 door echtscheiding is ontbonden. Partijen twisten nog altijd over de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden. Aan het verrekenbeding hebben zij nooit uitvoering gegeven. Een van de voornaamste geschilpunten betreft de voormalig echtelijke woning, die op naam staat van de vrouw, met een overwaarde van € 896.932. Volgens M behoort de woning, die in november 1983 is aangekocht voor ƒ 240.000,-, tot het te verrekenen vermogen. De koopprijs is voldaan door een contante betaling van M van ƒ 97.163,-, een hypotheek van ƒ 100.000,-, een geldlening van de moeder van V ad ƒ 10.000,- en een schenking van de vader van V ad ƒ 6.000,-. Hieruit volgt dat een groot deel van de aankoopsom door M is betaald met overgespaarde inkomsten, zodat de woning in het te verrekenen vermogen dient te worden betrokken. Verder voert M aan dat hij van overgespaarde inkomsten grote verbouwingen heeft verricht. Verbouwingen en aanpassingen zijn betaald met inkomsten die hij verkreeg via zijn huisartsenpraktijk en met de erfenissen na het overlijden van zijn moeder (in 1993) en zijn vader (in 2001). V stelt zich op het standpunt dat de woning niet in de verrekening dient te worden betrokken, aangezien zij de woning met uitsluiting van M in eigendom heeft. De waarde is niet tot stand gekomen met overgespaarde inkomsten. De woning is gefinancierd door een hypothecaire geldlening en door een schenking en lening van haar ouders. Het is nooit de bedoeling geweest dat de schenking in het vermogen van M zou vloeien. Daarnaast stelt V dat op basis van objectieve maatstaven een natuurlijke verbintenis (artikel 6:3 lid 2 sub b BW) aanwezig is om te waarborgen dat zij ook na het huwelijk in de woning kan blijven. Er was sprake van een traditioneel huwelijk en V heeft belangeloos meegewerkt in de huisartsenpraktijk. V zou door deze woning zelf vermogen kunnen opbouwen en zou, ingeval van echtscheiding, in de woning kunnen blijven wonen, hetgeen M nota bene schriftelijk heeft bevestigd.