REP 2016/68 - Sign. - Formeel niet, maar materieel wel uitvoering gegeven aan vonnis: opheffing loonbeslag (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 17 november 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5328)
Aflevering 1, gepubliceerd op 18-02-2016 M en V hebben 11 jaar een effectieve relatie met elkaar gehad. In 2013 beëindigt V de relatie. Partijen bewoonden samen een gemeenschappelijke woning. M is bij vonnis van 9 april 2013 veroordeeld om de woning te verlaten. Bij hetzelfde vonnis is bepaald dat V aan M een bijdrage in de woonlasten zal voldoen van € 250 per maand en voorts de overige gebruikerslasten zelf zal voldoen, met uitzondering van de OZB. Tegen het vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld, zodat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. In het kader van zijn derde poging om dit vonnis te executeren, heeft M op 28 augustus 2015 voor de derde keer een grosse van het vonnis aan V laten betekenen. Op 10 september 2015 heeft M onder de werkgever van V ten laste van V executoriaal (derden)beslag laten leggen. Het beslag is gelegd om te komen tot verhaal van een vordering van in hoofdsom € 7.250 die M op V stelt te hebben uit hoofde van de woonlasten van de gezamenlijke woning, die V op grond van het vonnis maandelijks aan hem dient te betalen. V vordert in kort geding opheffing van het gelegde loonbeslag/derdenbeslag. Centraal staat de vraag of M, door het leggen van het beslag, onrechtmatig jegens V handelt, dan wel misbruik maakt van recht doordat ten gevolge van de executie aan de zijde van V een noodtoestand ontstaat. Volgens V zijn de door M getroffen executiemaatregelen onrechtmatig. Zij heeft tot op heden stipt aan haar verplichtingen uit hoofde van het vonnis van 9 april 2013 voldaan, door op 24 april 2013 een bedrag van € 800 aan M te voldoen, welke betaling zag op de maanden april, mei, juni en (deels) juli 2013. Daarna heeft zij € 355,50 per maand rechtstreeks aan de hypotheekbank betaald. Dit bedrag is opgebouwd uit haar eigen bijdrage van € 250 in de hypotheeklasten, vermeerderd met de helft van de fiscale teruggave van € 105,50. De gebruikerslasten van de woning voldoet V zelf. M erkent dat V de door haar genoemde bedragen heeft betaald. Hij stelt zich echter op het standpunt dat V in strijd met het vonnis van 9 april 2013 heeft gehandeld door de bedragen niet aan hem, maar aan de hypotheekbank te betalen.