Aflevering 2

Gepubliceerd op 31 maart 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 22-08-2024

REP 2016/73 - Sign. - Afstand bijzonder partnerpensioen bij scheiding (H.J.T. Vos, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2016/1)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Op 19 november 2015 werd via de nieuwsbrief van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een brief van het ABP onder de aandacht van het notariaat gebracht. In de brief van het ABP wordt aandacht gevraagd voor de juiste redactie van afspraken over afstand van bijzonder partnerpensioen. Over deze ingewikkelde problematiek wordt buiten de pensioenwereld echter maar weinig geschreven.

REP 2016/74 - Sign. - Rechtbank Den Haag start pilot met mediators bij vechtscheidingen (Den Haag FM)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
De Haagse rechtbank start op 1 april a.s. een pilot met mediators bij vechtscheidingen. Doel is om de schadelijke gevolgen voor kinderen van een scheiding zoveel mogelijk te beperken. De Rechtbank Den Haag start hiervoor de pilot POTS (Poging Ouderschapsplan Tijdens Schorsing). Het experiment duurt drie maanden. De rechtbank zal in deze periode een aantal zaken selecteren waarbij al tijdens de zitting een mediator aanwezig zal zijn en meteen na afloop een eerste mediationgesprek houdt. De rechter houdt bij zijn uitspraak dan rekening met de uitkomst van de mediation.

REP 2016/75 - Sign. - Kamer heeft haast met aanpak vechtscheidingen (Rechtspraak.nl)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
De Tweede Kamer heeft haast met maatregelen die moeten voorkomen dat kinderen de dupe worden van moeizame echtscheidingen. Dat bleek op 27 januari tijdens een Algemeen Overleg van leden van de Vaste Kamercommissie Veiligheid en Justitie met minister Van der Steur. Tijdens het debat kwamen verschillende initiatieven van gerechten ter sprake: de bijzondere curator, de regierechter en de gespecialiseerde familierechter. De Kamerleden hoorden tijdens werkbezoeken in het land positieve geluiden over deze initiatieven en zouden graag zien dat deze werkwijzen op korte termijn landelijk worden ingevoerd. Naar schatting 10 tot 15% van de echtscheidingen verloopt problematisch, met negatieve gevolgen voor kinderen.

REP 2016/76 - Sign. - D66: Bij echtscheiding ook kind onder 12 horen (ANP)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Op verzoek van D66 gaat minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) bekijken of kinderen jonger dan 12 jaar ook gehoord kunnen worden in echtscheidingszaken. D66 wil dat de leeftijdgrens wordt losgelaten. Kinderen kunnen heel goed aangeven wat zij willen als hun ouders uit elkaar gaan, aldus D66-Kamerlid Vera Bergkamp tijdens het debat over vechtscheidingen op 27 januari. Een verzoek van de SGP om te kijken naar een verbod op reclame voor overspel bij de publieke omroep kreeg geen steun van Van der Steur: ‘De overheid heeft geen inhoudelijke bemoeienis met reclame.’ Volgens de SGP veroorzaken datingsites als Second Love veel schade en leed.

REP 2016/77 - Sign. - Verlengde verjaringstermijn geldt ook voor samenwoners (Rechtbank Gelderland 21 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:8198)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V hebben ongehuwd samengewoond. In hun samenlevingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald: ‘Partijen zijn verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene partij is onttrokken ten bate van de andere partij, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking; deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar.’ De relatie van M en V is in 2012 geëindigd. Thans is tussen hen onder meer in geschil of V een vergoedingsrecht op M heeft omdat zij in 2007 zou hebben geïnvesteerd in het restaurant van M. Volgens M is de vordering verjaard.

REP 2016/78 - Sign. - Beroep op dwaling faalt (Gerechtshof Amsterdam 8 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5205)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1999 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2011 door echtscheiding is ontbonden. In hun echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat de gemeenschappelijke echtelijke woning en de daarop rustende hypotheek aan M worden toebedeeld. V ontvangt, wegens onderbedeling, een bedrag van € 34.000, gebaseerd op de volgende zinsnede in het convenant:

REP 2016/79 - Sign. - Verwacht je de dochter, krijg je de moeder (Rechtbank Den Haag 18 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15444)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Blijkens de huwelijksakte, ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, zijn M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Britse nationaliteit) met elkaar gehuwd. M verzoekt de rechtbank om doorhaling van de huwelijksakte en voert daartoe het volgende aan. M en V zijn via internet met elkaar in contact gekomen. Eind 1997 hebben zij elkaar in levende lijve ontmoet en zijn vervolgens – na een periode van samenwoning – met elkaar getrouwd. Althans, dat dacht M. In werkelijkheid bleek hij te zijn getrouwd met X, de moeder van V, die zich al die tijd had voorgedaan als haar dochter en de identiteitspapieren van V gebruikte. Als gevolg hiervan zijn in de huwelijksakte de gegevens van V opgenomen, terwijl M dus in werkelijkheid met X is getrouwd. Dit heeft tot gevolg dat V niet de in artikel 1:67 BW bedoelde verklaring heeft afgelegd, zodat tussen M en V geen huwelijk tot stand is gekomen. Op die grond verzoekt M doorhaling van de huwelijksakte.

REP 2016/80 - Sign. - Vuistregels gebruiksvergoeding, gebruikslasten en eigenaarslasten tijdens onverdeeldheid (Rechtbank Den Haag 23 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15322)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V hebben sinds 1994 een affectieve relatie met elkaar, waaruit twee (thans nog minderjarige) kinderen zijn geboren. In 2011 verbreken partijen hun relatie. V blijft met de kinderen in de gemeenschappelijke woning blijven wonen. In kort geding heeft de voorzieningenrechter M veroordeeld tot betaling aan V van € 500 per maand als bijdrage in de woonlasten, met ingang van 1 januari 2012. M heeft nimmer aan deze betalingsverplichting voldaan. M verzoekt de rechtbank V te veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding van € 500 per maand met ingang van 1 januari 2012.

REP 2016/81 - Sign. - Ingangsdatum gebruiksvergoeding (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7374)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. In het kader van hun voorgenomen scheiding wordt op 17 februari 2014 wordt, bij wijze van voorlopige voorziening, bepaald dat V in de gemeenschappelijke woning mag blijven wonen. Op 10 december 2014 spreekt de rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit en bepaalt dat V gedurende zes maanden het recht heeft om in de gezamenlijke woning te blijven wonen, tegen een gebruiksvergoeding van € 39 per maand. De gebruiksvergoeding dient zij te betalen met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking ontbinding van het geregistreerd partnerschap. Dat laatste gebeurt op 31 maart 2015. M gaat in hoger beroep.

REP 2016/82 - Sign. - Man heeft bij toedeling woning geen financieringsvoorbehoud bedongen (Rechtbank Den Haag 30 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15543)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
In verband met het einde van hun relatie hebben M en V onder meer vastgelegd dat M het aandeel van V in de gezamenlijke woning zal overnemen tegen een prijs ‘die gelijk is aan het hypothecaire schulddeel van [V] inclusief rente en kosten op het moment van levering’. Verder heeft een notaris in een allonge onder meer het volgende opgenomen: ‘[M] gaat zorgen dat de [woning] en de bijbehorende hypotheek op zijn naam komt voor 31-12-2013.’ M heeft eind 2013 getracht om de woning aan hem geleverd te krijgen onder ontslag door de bank van V uit haar hypothecaire verplichtingen, maar de bank wil hieraan niet meewerken. De rechtbank oordeelt dat M de schade van V moet vergoeden omdat hij zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen.

REP 2016/83 - Sign. - Huwelijk in plaats van geregistreerd partnerschap (Rechtbank Overijssel 29 januari 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:306)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V willen een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan en doen daartoe aangifte bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De ambtenaar maakt daarop een akte van aangifte van partnerschapsregistratie op. De ambtenaar maakt nadien een huwelijksakte op, leest deze akte voor, waarna de akte door M en V, de aanwezige getuigen en de ambtenaar wordt ondertekend. Pas bij de aangifte van de geboorte van hun dochter ontdekken M en V dat zij destijds geen geregistreerd partnerschap, maar een huwelijk zijn aangegaan.

REP 2016/84 - Sign. - Huwelijk/geregistreerd partnerschap is geen ‘contract onder voorwaarde’ (Rechtbank Gelderland 5 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:721)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M1 en M2 krijgen in 2011 een affectieve relatie met elkaar. In 2012 maken zij testamenten, waarin zij elkaar tot enig erfgenaam benoemen. Het jaar daarop gaan partijen een geregistreerd partnerschap met elkaar aan (gemeenschap van goederen). Partijen hebben nimmer samengewoond, nimmer bij elkaar overnacht en nimmer seksueel contact met elkaar gehad. M1 verzoekt de rechtbank primair het geregistreerd partnerschap nietig te verklaren op grond van artikel 1:80a lid 7 jo. 1:71 lid 2 BW, nu hij heeft gedwaald omtrent de persoon van M2. Subsidiair verzoekt hij vernietiging van het geregistreerde partnerschap op grond van dwaling (artikel 6:228 BW) dan wel bedrog (artikel 3:44 BW).

REP 2016/85 - Sign. - Vaststelling gebruiksvergoeding woning: rechtbank houdt rekening met rendement van 2% (Rechtbank Overijssel 1 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5789)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Op 4 september 2014 verlaat V de gemeenschappelijke echtelijke woning. In het kader van de voorgenomen echtscheiding verzoekt M de rechtbank het voortgezet gebruik van de woning aan hem toekennen. V heeft hiertegen geen bezwaar, maar verlangt wel dat M haar daarvoor een gebruiksvergoeding betaalt. De woning staat inmiddels te koop voor € 319.000.

REP 2016/86 - Sign. - Nietigverklaring geregistreerd partnerschap (Rechtbank Noord-Holland 23 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11644)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M1 is de vader van twee dochters. Medio jaren zeventig ontmoet hij, tijdens een vakantie op Tenerife, de Spaanse M2, met wie hij een affectieve relatie krijgt en met wie hij in 1978 gaat samenwonen. In 1984 vestigen M1 en M2 zich in Nederland. Tien jaar later, in 1995, maakt M1 een testament, waarin hij zijn dochters en M2 tot erfgenamen benoemt. In 2014 wordt bij M2 terminale kanker geconstateerd. M2 geeft aan naar Spanje te willen afreizen, om aldaar – in zijn land van herkomst en in de nabijheid van zijn familie – te sterven. De dag voor zijn vertrek gaan M1 en M2 een geregistreerd partnerschap met elkaar aan. M1 blijft achter in Nederland en sterft enkele maanden na M2, op 85-jarige leeftijd. De dochters van M1 verzoeken de rechtbank het geregistreerd partnerschap tussen M1 en M2 nietig te verklaren, omdat de geestesvermogens van hun vader op het moment van het aangaan van het geregistreerd partnerschap zodanig gestoord waren, dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen of de betekenis van zijn verklaring te begrijpen.

REP 2016/88 - Sign. - Ex-echtgenote directeur-grootaandeelhouder terug naar Boon Van Loon? (I. Leene-Hoedemaeker, EB – Tijdschrift voorScheidingsrecht 2016/1)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Het pensioen in eigen beheer van de DGA houdt de gemoederen in echtscheidingsland al jaren bezig. In dit artikel weidt de auteur uit over de voortschrijdende inzichten, de mogelijkheden en de problemen die de oplossingen meebrengen voor de echtscheidingspraktijk en met name voor de positie van de ex-echtgenote.

REP 2016/89 - Sign. - Toerekening schenking wanneer schenker is gehuwd in gemeenschap van goederen (T.C. Hoogwout, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2016/1)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Recent is civielrechtelijke jurisprudentie gewezen over de vraag of een schenking door een in gemeenschap van goederen gehuwde schenker moet worden toegerekend aan beide echtgenoten. In de desbetreffende drie zaken ging het om de vraag of de giften die de eerststervende ouder (vader) had gedaan, moeten worden meegenomen in de inbrengregeling van artikel 4:229 BW en de berekening van de legitieme portie in de nalatenschap van de langstlevende ouder (moeder). Het antwoord op deze vraag is volgens de auteur niet alleen civielrechtelijk, maar ook fiscaalrechtelijk relevant.

REP 2016/91 - Sign. - Keuze voor bijstand financieel adviseur in plaats van jurist is voor eigen rekening en risico (Gerechtshof Den Haag, 8 december 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3640)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn op huwelijkse voorwaarden (gemeenschap van goederen, met uitsluiting van enkele goederen) met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2011 door echtscheiding is ontbonden. In het echtscheidingsconvenant staat: ‘Het krediet bij de NVF Voorschotbank is inmiddels door de man afgelost om aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 3 van dit convenant beschreven koopovereenkomst, die zonder medeweten en/of toestemming van de vrouw door de man is aangegaan, te kunnen voldoen’. En: ‘Partijen verklaren, met inachtneming van en na uitvoering van bovenstaande bepalingen, ter zake van de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar over en weer finale kwijting en décharge te verlenen.’ Bij het tot stand komen van het convenant heeft V zich laten bijstaan door een advocaat, M heeft zich laten bijstaan door een financieel adviseur. Bedoelde schuld aan de NVF Voorschotbank was een gemeenschapsschuld waarvoor beide partijen aansprakelijk waren. Deze schuld is afgelost na ontbinding van het huwelijk, maar vóór het sluiten van het echtscheidingsconvenant.

REP 2016/92 - Sign. - Aandelen stamrecht-BV niet verknocht omdat ontslagvergoeding is besteed aan woning (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9886)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk heeft V een ontslagvergoeding van € 60.000 ontvangen van haar voormalig werkgever. V heeft dit bedrag in een door haar opgerichte stamrecht-BV gestort. Niet veel later lenen M en V € 60.000 van de BV, welk bedrag zij aanwenden voor de aanschaf van de echtelijke woning. In het kader van hun echtscheiding twisten partijen thans over de vraag of de aandelen in de stamrecht-BV aan V zijn verknocht (artikel 1:94 lid 3 BW). Volgens M zijn de aandelen in de huwelijksgemeenschap gevallen.

REP 2016/94 - Sign. - Ontnemingsvordering wegens invoer cocaïne niet verknocht (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9015)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V krijgen in 2002 een affectieve relatie met elkaar, waaruit twee kinderen worden geboren. In 2006 wordt M in hoger beroep veroordeeld wegens de invoer van cocaïne in 2003, waarbij het hof (1) hem een gevangenisstraf oplegt en (2) het door M aan de Staat te betalen geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op (afgerond) € 32.000 vaststelt.

REP 2016/95 - Sign. - Schuld wegens hennepkwekerij in huurwoning niet verknocht (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9887)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 2008 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2014 door echtscheiding is ontbonden. De voormalig echtelijke woning is gezamenlijk eigendom van partijen. Tijdens het huwelijk heeft M van [woningstichting] een woning gehuurd en deze vervolgens onderverhuurd. In de huurwoning is een hennepkwekerij aangetroffen. [Woningstichting] heeft de daaruit voortvloeiende schade op M verhaald. Partijen twisten over de vraag of de schuld van € 8.000 aan [woonstichting] een schuld is die aan M is verknocht.

REP 2016/98 - Sign. - Asscher reageert op HR 9 oktober 2015 (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
In juni vorig jaar zegde minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de Tweede Kamer toe de gevolgen van de Wet Hervorming Kindregelingen (WHK) kwalitatief te monitoren en de Kamer te informeren nadat de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over de gestelde prejudiciële vragen. Op 4 februari jl. gaf de minister uitvoering aan deze toezeggingen. In zijn brief aan de Kamer stelde hij: ‘In het algemeen geldt dat de uiteindelijke inkomens­effecten van invoering van de WHK en de doorwerking hiervan op de vaststelling van kinderalimentatie op basis van de uitspraak van de Hoge Raad meer in lijn zijn met het verwachte beeld bij de behandeling van het wetsvoorstel WHK.’

REP 2016/99 - Sign. - Tien jaar na de echtscheiding geen lotsverbondenheid meer (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7377)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Het huwelijk tussen M en V is in 2004 door echtscheiding ontbonden. Artikel 1 van het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant luidt: ‘De vrouw heeft behoefte aan een onderhoudsbijdrage, doch de financiële positie van de man laat thans geen alimentatiebetaling toe.’ In 2014 dient verzoekt V de rechtbank een door M aan haar te betalen partneralimentatie vast te stellen. De rechtbank willigt het verzoek in en bepaalt de door M te betalen alimentatie op € 888 per maand. M gaat in hoger beroep. Volgens hem is de lotsverbondenheid tussen partijen, na het verstrijken van ruim tien jaar, zodanig verwaterd dat van een verplichting tot levensonderhoud thans geen sprake meer kan zijn. In het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant staat dat V weliswaar behoefte heeft aan bijdrage van M in de kosten van haar levensonderhoud, maar dat M op dat moment onvoldoende draagkracht had om, naast de betaling van kinderalimentatie, partneralimentatie te voldoen. V is ten tijde van de echtscheiding in 2004 een nieuwe relatie aangegaan. Sindsdien hebben zij beiden een nieuw leven opgebouwd. M hoefde na bijna elf jaar geen rekening meer te houden met een verzoek van V tot betaling van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.

REP 2016/100 - Sign. - Lijfsdwang om achterstand alimentatieplicht te voldoen (Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 12 oktober 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15338)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Tussen M en V is sinds juli 2014 een echtscheidingsprocedure aanhangig. De rechtbank heeft in april 2015 een voorlopige voorziening getroffen waarbij is bepaald dat M maandelijks € 2.141 aan V dient te betalen. M heeft echter tot op heden geen bedrag aan voorlopige partneralimentatie aan V betaald. V verzoekt de voorzieningenrechter te bepalen dat de getroffen voorziening ten uitvoer kan worden gelegd bij lijfsdwang en dat M in gijzeling kan worden genomen om de betalingsachterstand te voldoen. V stelt dat M zijn verplichting niet nakomt. Daarnaast weigert hij inzage te geven in zijn inkomstenbronnen. Ook zou M vermogensbestanddelen naar zijn nieuwe partner doorsluizen om te zorgen dat V zich hier niet op kan verhalen. Door de betalingsonwil van M bevindt V zich in een noodtoestand nu zij zelf geen inkomsten heeft en niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering. M stelt dat partijen boven hun stand hebben geleefd en dat er nu enkel schulden resteren. Er is daardoor geen sprake van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Nu het hier slechts een voorlopige voorziening betreft en de alimentatieplicht bij de echtscheidingsprocedure waarschijnlijk met terugwerkende kracht op nihil zal worden vastgesteld, dient het verzoek van V te worden afgewezen, aldus M.

REP 2016/101 - Sign. - Wijzigen echtscheidingsconvenant bij bewuste afwijking wettelijke maatstaven (Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3635)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
In hun echtscheidingsconvenant zijn M en V op bepaalde punten afgeweken van de wettelijke maatstaven. M heeft de rechtbank verzocht de vastgestelde regeling te wijzigen en de partneralimentatie op nihil vast te stellen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft in hoger beroep bepaald dat het convenant niet gewijzigd kan worden, nu partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Volgens vaste jurisprudentie kan het hof het convenant dan slechts wijzigen indien de eiser stelt en het hof aannemelijk oordeelt dat na het tot stand komen van het convenant een wijziging van omstandigheden is ingetreden op grond waarvan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de wederpartij ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Dit is volgens het hof echter in casu niet het geval.

REP 2016/102 - Sign. - Kinderen wonen bij moeder, maar vanwege haar hogere inkomen moet zij kinderalimentatie aan vader betalen (Rechtbank Rotterdam 17 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9829)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie kinderen geboren. Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben sedertdien hun hoofdverblijf bij V. Tussen M en de kinderen is een zorgregeling vastgesteld. M verzoekt de rechtbank een door V aan hem te betalen kinder­alimentatie van € 474 per maand vast te stellen. Volgens V moet het verzoek van M worden afgewezen, aangezien de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben en M niet bijdraagt in de kosten van de kinderen. De rechtbank oordeelt dat V daarbij over het hoofd ziet dat M, in het kader van de zorgregeling, ook kosten maakt voor huisvesting en dagelijkse zorg.

REP 2016/104 - Sign. - Nihilbeding partneralimentatie in huwelijkse voorwaarden is nietig (Rechtbank Rotterdam 2 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9890)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 2008 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. In het kader van hun voorgenomen echtscheiding verzoekt V de rechtbank een door M te betalen partneralimentatie van € 6.300 bruto per maand vast te stellen. M verwijst naar artikel 10 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden, waarin partijen zijn overeengekomen dat geen plicht tot betaling van (en geen recht op) partneralimentatie kan ontstaan na beëindiging van het huwelijk.

REP 2016/106 - Sign. - Vrouw was niet gewezen op wettelijke maatstaven toen zij afzag van alimentatie (Gerechtshof Amsterdam 9 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:433)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
In het echtscheidingsconvenant van M en V is vastgelegd dat V afziet van partneralimentatie. Desondanks heeft de rechtbank bepaald dat M alimentatie aan V is verschuldigd, omdat partijen onbewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven inzake partneralimentatie. In hoger beroep bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank.

REP 2016/107 - Sign. - Artikel 1:160 BW bewezen aan de hand van pinbetalingen en extreem laag energie- en waterverbruik (Rechtbank Limburg 17 november 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:11085)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Het huwelijk tussen M en V is begin 2012 door echtscheiding ontbonden. M betaalt aan V partneralimentatie. V heeft sinds maart 2012 een relatie met X. Volgens M wonen V en X sinds 1 april 2013 met elkaar samen als waren zij gehuwd, zodat hij (op grond van artikel 1:160 BW) met ingang van die datum niet meer onderhoudsplichtig is jegens V. V erkent dat zij een duurzame affectieve relatie heeft met X, maar betwist dat zij met hem samenwoont in de zin van artikel 1:160 BW.

REP 2016/108 - Sign. - Geen onderhoudsplicht voor stiefkinderen, want nog maar kort stiefouder en gegevens biologische ouders ontbreken (Rechtbank Overijssel 17 juli 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5729)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1996 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk drie (thans nog minderjarige) kinderen zijn geboren. Het huwelijk is in 2013 door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij V. De rechtbank heeft een door M aan V te betalen partner- en kinderalimentatie vastgesteld. M is in maart 2014 een geregistreerd partnerschap aangegaan met X, die uit een vorige relatie kinderen heeft. M verzoekt de rechtbank de door hem te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 augustus 2014 op nihil te bepalen.

REP 2016/110 - Sign. - Behoefte minderjarige alleen op inkomen moeder gebaseerd, want geen sprake van toekomstgericht samenleven (Rechtbank Amsterdam 13 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:43)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit V (van buitenlandse komaf) wordt in 2011 zoon Z geboren. Vaststaat dat M de verwekker is van Z. Volgens V is Z geboren uit haar affectieve relatie met M. M bestrijdt dat. V verzoekt de rechtbank (1) ex artikel 1:207 BW gerechtelijk vast te stellen dat M de vader van Z is en (2) een door M te betalen kinderalimentatie van € 453 per maand vast te stellen.

REP 2016/111 - Sign. - Berekening draagkracht van een ondernemer (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:530)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen M en V zijn twee kinderen geboren. De rechtbank heeft een door M aan V te betalen kinder- en partner­alimentatie vastgesteld. Nu M een eigen onderneming heeft, heeft de rechtbank de draagkracht van M berekend aan de hand van het kasstroomoverzicht. Dit schetst volgens de rechtbank het meest betrouwbare beeld van de financiële situatie van de man. Tegen deze vaststelling gaat M in hoger beroep.

REP 2016/112 - Sign. - HR bevestigt nogmaals: bij draagkrachtberekening spelen in beginsel alle schulden een rol (Hoge Raad 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:154)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1997 met elkaar gehuwd. Uit hun voorhuwelijkse relatie zijn drie kinderen geboren. Het huwelijk is in 1998 door echtscheiding ontbonden, waarbij de door M aan V te betalen kinderalimentatie is vastgesteld op € 365 per kind per maand. M is inmiddels hertrouwd, uit welk huwelijk twee kinderen zijn geboren. Ook V is hertrouwd. M verzoekt de rechtbank, op grond van gewijzigde omstandigheden (artikel 1:401 lid 1 BW), de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen. M voert aan dat hij met zijn nieuwe echtgenote een gezin heeft gesticht en dat zijn inkomsten drastisch zijn verminderd.

REP 2016/113 - Sign. - Vrouw heeft niet onderbouwd waarom zij niet in haar eigen onderhoud kan voorzien (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:171)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van zowel Nederlandse als Turkse nationaliteit) zijn in 2009 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2013 door echtscheiding is ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.950 per maand. M gaat in hoger beroep.

REP 2016/114 - Sign. - Geen doorbreking niet-wijzigingsbeding partneralimentatie (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:261)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1990 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2003 door echtscheiding wordt ontbonden. In maart 2004 tekenen partijen een vaststellingsovereenkomst. In artikel 1 staat dat M vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk maandelijks aan V een partneralimentatie zal voldoen gedurende een periode van 10 jaar, tot een totaalbedrag van € 110.000. Daarnaast is er een afbouwregeling overeengekomen, op grond waarvan de partneralimentatie per 1 augustus 2013 nihil is. In artikel 2 van de overeenkomst is opgenomen dat de partneralimentatie niet kan worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden. V verzoekt de rechtbank te bepalen dat M aan haar maandelijks € 1.000 partneralimentatie dient te voldoen. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep. Volgens V heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zij onvoldoende heeft gesteld op grond waarvan ongewijzigde handhaving van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst niet van haar kan worden gevergd. V heeft na de feitelijke breuk tussen partijen naast de zorg over drie kinderen getracht om zelfstandig in haar levensonderhoud te voorzien. V heeft echter te kampen gekregen met een slechte gezondheidssituatie en er was ook minder aanbod van werk. V heeft cursussen gevolgd en zich laten omscholen, hetgeen er echter niet toe geleid heeft dat zij een aanzienlijk inkomen uit arbeid heeft kunnen genereren. V geniet een zeer gering inkomen, waarvan zij niet kan sparen. Zij heeft dan ook behoefte aan partneralimentatie, aldus V. M beroept zich op het niet-wijzigingsbeding in de vaststellingsovereenkomst.

REP 2016/115 - Sign. - Onderhoudsplicht stopt na 21e verjaardag (Gerechtshof Den Haag 13 januari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:113)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee kinderen (waaronder zoon Z) geboren. In 2001 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In hun echtscheidingsconvenant zijn M en V overeengekomen dat M dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van de kinderen. Z verzoekt de rechtbank te bepalen dat M tot zijn 27e levensjaar alimentatie aan hem betaalt. De rechtbank wijst het verzoek af en bepaalt dat de alimentatieverplichting van M jegens Z op 4 mei 2015 (de 21e verjaardag van Z) is geëindigd. Z gaat in hoger beroep. Z acht het redelijk dat M tot zijn 27e levensjaar alimentatie aan hem betaalt. Hij is behoeftig, omdat hij in 2013 een ongeluk heeft gehad, waardoor hij in een revalidatietraject terecht is gekomen. Hij was niet in staat om een bijbaan naast zijn studie te hebben, hetgeen al een zware cognitieve en fysieke belasting voor hem vormde. Z heeft onvoldoende eigen middelen om te voorzien in het eigen levensonderhoud en kan deze ook in redelijkheid niet verwerven.

REP 2016/116 - Sign. - Uit verdeling verkregen vermogen niet van invloed op behoefte (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8295)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk drie kinderen zijn geboren. In 2010 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, waarbij de rechtbank een door M aan V te betalen partner- en kinderalimentatie heeft vastgesteld. V woont inmiddels in haar land van herkomst: Denemarken. M verzoekt de rechtbank de door hem te betalen partneralimentatie op nihil vast te stellen. De rechtbank wijst het verzoek af. M gaat in hoger beroep. Volgens M heeft V geen behoefte aan alimentatie. V heeft, conform het echtscheidingsconvenant, een bedrag van € 400.000 uitgekeerd gekregen, heeft dit gehele bedrag geïnvesteerd in een woning in Denemarken, heeft geen woonlasten en heeft geen herinrichtingskosten gehad. Bovendien heeft zij de vakantiewoning in Denemarken vrij van lasten toebedeeld gekregen. Met dit vermogen moet V, aldus M, zelf in staat worden geacht in haar levensonderhoud te voorzien. V betwist dat en stelt dat haar niet tegengeworpen kan worden dat zij geld uit de verdeling heeft ontvangen en evenmin dat zij van dat geld een woning voor haar en de kinderen heeft gekocht.

REP 2016/117 - Sign. - Hof stelt hoge eisen aan onderbouwing behoefte aan partneralimentatie (Gerechtshof Amsterdam 19 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:82)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1994 met elkaar gehuwd. Eind 2011/begin 2012 gaan zij feitelijk uiteen. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 9.957 per maand. In hoger beroep verzoekt V het hof de partneralimentatie vast te stellen op € 24.000 per maand. V stelt dat de huwelijksgerelateerde behoefte – op grond van het (huidige) inkomen van M – € 24.000 bruto per maand bedraagt. In de door V overgelegde behoeftelijst bedraagt de totale behoefte echter € 8.821 netto per maand. V heeft verklaard dat die behoefte is gebaseerd op haar huidige uitgavenpatroon, dat deze in beginsel reëel en huwelijksgerelateerd is, maar dat daarin bepaalde posten (zoals vakantie) – wegens haar huidige gebrek aan hogere inkomsten – te laag zijn gewaardeerd.

REP 2016/120 - Sign. - Geen wettelijk omgangsrecht voor grootouders (ANP)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Grootouders krijgen geen wettelijk omgangsrecht voor hun kleinkinderen. Het CDA wil dat grootouders omgang kunnen afdwingen als zij hun kleinkinderen niet of weinig zien na een (echt)scheiding van de ouders, maar het kabinet ziet daar niets in. Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) ziet te veel bezwaren. Hij vreest voor verdere escalatie en ‘juridisering’ van het probleem: het omgangsrecht kan tot nog grotere ruzies leiden tussen de ouders en er kunnen juridische claims komen. Een meerderheid van de Tweede Kamer zei vorig jaar al weinig te zien in het plan.

REP 2016/121 - Sign. - Jaarlijks ongeveer 250 kindhuwelijken in Nederland (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
In Nederland komen naar schatting jaarlijks 250 huwelijken met een minderjarige voor. Exacte cijfers zijn lastig te geven, omdat deze huwelijken vaak in gesloten gemeenschappen worden voltrokken. Dat blijkt uit een op 12 februari gepubliceerd onderzoek van de Universiteit Maastricht en het Verwey-Jonker Instituut. Het onderzoek, over de periode 2013-2014, werd gedaan in opdracht van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

REP 2016/122 - Sign. - Verhuizing met kind zonder toestemming van de vader (Rechtbank Amsterdam 6 januari 2016, C/13/592408 / FA RK 15-5974, C/13/590484 / FA RK 15-5089, niet gepubliceerd)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1998 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk in 2002 dochter D wordt geboren. Het gezin woont in Amsterdam. Op 17 mei 2015 verlaat V met D de echtelijke woning en vestigt zich – zonder toestemming van M – bij haar zus in Duitsland. M start een procedure tot teruggeleiding. De Duitse rechtbank bepaalt op 11 december 2015 dat V met D binnen twee weken na de datum van de beschikking terug naar Nederland dient te verhuizen. V voldoet hier niet aan. Inmiddels zijn M en V in een verbitterde echtscheidingsprocedure verwikkeld geraakt. M verzoekt de rechtbank (1) V te verbieden met D naar het buitenland te verhuizen, (2) V te veroordelen om met D terug naar Amsterdam te verhuizen en (3) D aan hem toe te vertrouwen.

REP 2016/123 - Sign. - Einde gezamenlijk gezag (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:349)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen M en V zijn drie (thans nog minderjarige) kinderen geboren, over wie M en V gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij V. V verzoekt de rechtbank te bepalen dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast. De rechtbank wijst het verzoek toe. M gaat in hoger beroep.

REP 2016/124 - Sign. - Geen ontheffing uit ouderlijk gezag (Rechtbank Amsterdam 23 december 2015, C/13/570776 / FA RK 14-6117, niet gepubliceerd)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit de inmiddels beëindigde affectieve relatie tussen M en V wordt in 2006 dochter D geboren, over wie M en V gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2015 wordt V ontheven uit het ouderlijk gezag. D is uit huis geplaatst en woont bij haar grootouders. Aan de orde is thans het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om ook M te ontheffen uit het ouderlijk gezag. De vraag die daarbij dient te worden beantwoord, is of M ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht als vader te vervullen.

REP 2016/125 - Sign. - Adoptie meerderjarige met behoud eigen geslachtsnaam (Rechtbank Amsterdam 25 november 2015, C/13/585561 / FA RK 15-2868, niet gepubliceerd)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
De vrouw is in 1997 geboren. Haar moeder is in 1998 ontheven uit het ouderlijk gezag. Vanaf dat moment is Bureau Jeugdzorg belast geweest met de voogdij. In 2003 heeft de rechter bepaald dat Bureau Jeugdzorg ontslagen is van de voogdij en is de pleegmoeder van de vrouw benoemd tot voogdes. De vader van de vrouw is niet bekend. De vrouw heeft de Duitse nationaliteit. De pleegouders verzoeken de rechtbank de adoptie over de (inmiddels meerderjarige) vrouw uit te spreken en te bepalen dat zij haar eigen geslachtsnaam behoudt. Voor de vrouw is behoud van haar geslachtsnaam van belang, nu zij deze naam als haar identiteit beschouwt en op deze wijze bekend is. De vrouw zou het jammer vinden dat het adoptieverzoek niet toegewezen kan worden vanwege deze wens.

REP 2016/126 - Sign. - Gezag draagouders beëindigd, wensouders voogdij (Rechtbank Rotterdam 21 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9514)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Aangezien het voor de wensmoeder niet mogelijk was om haar kinderwens zelf te vervullen, heeft haar zus zich aangeboden als draagmoeder. De zus en haar partner, de draagouders, hebben zelf een compleet gezin en hebben hun eigen kinderen betrokken bij de zwangerschap van hun ‘neefje’. De wensouders en de draagouders hebben duidelijke afspraken en een plan gemaakt en hebben van af het begin contact gehad met de Raad voor de Kinderbescherming. Sinds de geboorte verblijft de minderjarige bij de wensouders.

REP 2016/127 - Sign. - Verzoek verwekker om vernietiging erkenning afgewezen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 december 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7796)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit de kortstondige affectieve relatie tussen M en V wordt in 2014 zoon Z geboren, over wie V het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Na het beëindigen van haar relatie met M, gaat V samenwonen met haar nieuwe partner X. Op 16 februari 2015 wordt Z, met toestemming van V, door X erkend. In juli 2015 blijkt uit DNA-onderzoek dat M de verwekker van Z is. M verzoekt de rechtbank de erkenning van Z door X te vernietigen (artikel 1:205 BW), hem vervangende toestemming tot erkenning te verlenen en een contactregeling tussen hem en Z vast te stellen.

REP 2016/128 - Sign. - Gezamenlijk gezag blijft in stand – mening van de kinderen doet niet ter zake (Gerechtshof Den Haag 23 december 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3683)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij M. M verzoekt de rechtbank het gezamenlijk gezag te beëindigen en hem met het eenhoofdig gezag te belasten. De rechtbank wijst het verzoek af. M gaat in hoger beroep. Volgens hem bestaat er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen door de houding van V klem en verloren komen te zitten tussen hun ouders.

REP 2016/129 - Sign. - Kinderen vragen rechter om omgangsregeling te stoppen, omdat hun vader zich er toch niet aan houdt (Rechtbank Overijssel 15 september 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5742)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn drie (thans nog minderjarige) kinderen geboren. M heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij V. Bij vonnis van 8 april 2014 heeft de voorzieningenrechter een (voorlopige) omgangsregeling tussen M en de kinderen vastgesteld. In november van dat jaar zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De kinderen hebben te kennen gegeven dat zij de door de voorzieningenrechter bepaalde voorlopige omgangsregeling niet willen. Zij verzoeken de kinderrechter deze omgangsregeling stop te zetten. Met hun verzoek hebben de kinderen gebruikgemaakt van de in artikel 1:377g BW geboden mogelijkheid om een ambtshalve beslissing van de kinderrechter te verzoeken op de voet van artikel 1:377a of 1:377b BW, dan wel zodanige beslissing te wijzigen op de voet van artikel 1:377e BW.

REP 2016/130 - Sign. - Formele erkenning van vaderschap gaat teniet na strijd van de biologische vader voor de Franse rechter (EHRM 14 januari 2016, req. nr. 30955/12, Affaire Mandet c. France)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Het huwelijk tussen het Franse echtpaar M en V, waaruit drie kinderen zijn geboren, wordt in 1995 door echtscheiding ontbonden. In 1996 bevalt V van zoon Z. In 2003 treden M en V opnieuw met elkaar in het huwelijk, waarna Z door M wordt erkend. In 2005 meldt X zich bij de Franse rechter met de mededeling dat Z zijn zoon is en dat hij hem wil erkennen. De Franse rechter constateert (1) dat Z 300 dagen na de scheiding van M en V is geboren, (2) dat V heeft erkend seksueel contact met X te hebben gehad en (3) dat er getuigen zijn die hebben verklaard dat Z de zoon is van X. De rechter beveelt een DNA-test, waaruit volgt dat X inderdaad de verwekker is van Z. Het verzoek van X tot erkenning van Z wordt toegewezen en er wordt een omgangsregeling tussen X en Z vastgesteld.

REP 2016/131 - Sign. - Geen vervangende toestemming voor verhuizing naar Israël (Rechtbank Amsterdam 12 augustus 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:9679)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit het huwelijk tussen M en V (beiden van Israëlische nationaliteit) wordt in 2013 dochter D geboren. Het gezin woont en werkt in Nederland. Eind 2013 vertrekt V met D, zonder toestemming van M, naar Israël. Ingevolge een rechterlijke uitspraak zijn V en D na een jaar weer teruggekeerd naar Nederland. Het huwelijk tussen M en V is vervolgens door echtscheiding ontbonden. D heeft sindsdien haar hoofdverblijfplaats bij V. Tussen M en D is een begeleide omgangsregeling van kracht. V wil met D naar Israël verhuizen, maar M weigert daarvoor toestemming te verlenen. V verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen om met D naar Israël te mogen verhuizen.

REP 2016/132 - Sign. - Dochter mag ondanks verjaring nog verzoek vernietiging erkenning indienen (Rechtbank Overijssel 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5780)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit V is in 1989 dochter D geboren. V krijgt een relatie met X, die D – met toestemming van V – in 2000 erkent. X is echter niet de biologische vader van D – dat is M. D verzoekt de rechtbank de erkenning door X te vernietigen. Volgens D is haar relatie met X nooit goed geweest; van een vader-dochterband is nooit sprake geweest. M wil haar graag erkennen, maar de erkenning door X staat hieraan in de weg.

REP 2016/134 - Sign. - Ondanks tekenen referteverklaring kun je in beroep gaan om duurzame ontwrichting te betwisten (Gerechtshof Amsterdam 12 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:45)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 2012 met elkaar gehuwd. In 2014 gaan partijen feitelijk uiteen. Een jaar later, in 2015, spreekt de rechtbank, op verzoek van M, de echtscheiding uit. V gaat in hoger beroep. Volgens haar is sprake van een vergissing; het huwelijk is niet duurzaam ontwricht en partijen hebben inmiddels verzoeningspogingen ondernomen.

REP 2016/135 - Sign. - Hoger beroep-termijn voor inschrijving echtscheidingsbeschikking verstreken (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:346)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn in 1986 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 2 december 2014 heeft de rechtbank (1) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, (2) een door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld en (3) de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. M gaat in hoger beroep.

REP 2016/136 - Sign. - Artikel 798 Rv is gewijzigd: stiefvader is belanghebbende (Gerechtshof Den Haag 16 december 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3551)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2006 zoon Z geboren, over wie M en V gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Reeds voor de geboorte van Z beëindigen partijen hun relatie, als V in X een nieuwe partner vindt. Z wordt vanaf zijn geboorte verzorgd door V en X. V verzoekt de rechtbank haar te belasten met het eenhoofdig gezag over Z. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep. V stelt dat zij samen met X de zorg voor Z op zich heeft genomen toen M voor langere tijd in het buitenland verbleef. V acht het van belang dat de juridische situatie aansluit bij de feitelijke situatie. Mocht V wegvallen, dan kan Z terugvallen op zijn feitelijke verzorger: X.

REP 2016/137 - Sign. - EHRM: er is geen plicht om een huwelijk met een kind van 14 te erkennen (EHRM 8 december 2015, appl. no. 60119/12, Z.H. and R.H. vs. Switzerland)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V hebben de Afghaanse nationaliteit en zijn in 2011, via Italië, naar Zwitserland gekomen en hebben daar asiel aangevraagd. Volgens M en V zijn zij een echtpaar; een jaar geleden zijn zij in Iran door middel van een religieuze ceremonie met elkaar in het huwelijk getreden. V was op dat moment 14 jaar oud en M 18 jaar oud. In het kader van de asielprocedure hebben de Zwitserse autoriteiten overwogen dat het huwelijk tussen M en V niet erkend kan worden, nu de Afghaanse wetgeving een huwelijk onder 15 jaar niet toestaat. Daarnaast wijzen de Zwitserse autoriteiten er op dat het huwelijk van partijen in strijd is met de Zwitserse wetgeving, nu seksuele betrekkingen onder de 16 jaar een misdrijf zijn. Het koppel kan dus niet als gehuwd worden beschouwd, zodat zij niet met succes een beroep kunnen doen op het recht op familieleven. M wordt daarop uitgewezen.

REP 2016/138 - Sign. - Geen bescherming koude uitsluiting door ontbreken ‘vreemd recht’-verklaring (Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam 7 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9823)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Echtgenoten M en V hebben de Poolse nationaliteit en wonen in Nederland. Zij hebben in 2009 huwelijkse voorwaarden opgesteld (uitsluiting van elke huwelijksgemeenschap). Een schuldeiser van M (X) heeft beslag gelegd op het loon van V. In kort geding vordert V opheffing daarvan. Volgens haar is het beslag op grond van de huwelijkse voorwaarden niet mogelijk.

REP 2016/139 - Sign. - Mag de executeur verkopen, of niet? (B.M.E.M. Schols, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2016/2)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Alleen al bij het doorbladeren van het arrest Hof Arnhem-Leeuwarden 6 oktober 2015 is de spanning voelbaar. Het betreft een erfrechtelijk schouwspel met meerdere spelers: een executeur, tevens quasi-stiefmoeder, een vereffenaar, twee instrumenterende notarissen (plus een boedelnotaris), een gevolmachtigde en enkele erfgenamen, waarbij de hoofdrol is weggelegd voor de raadsheren die er chocola van moesten maken. De rechtsvraag was: kan hij het wel of kan hij het niet? Daarbij ging het om de verkoopbevoegdheid van de executeur, met alle gevolgen van dien.

REP 2016/140 - Sign. - Nogmaals: de zuivere aanvaarding van een nalatenschap (P.J.F.M. Le Cat, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/1)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
De Hoge Raad heeft op 22 mei 2015 in cassatie geoordeeld over het zogeheten Koperen Pan-arrest (Hof Den Haag 8 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1799). Het ging om de vraag of het betalen van een etentje van de erfgenamen ten laste van de nalatenschap gezien moet worden als een daad van zuivere aanvaarding. Het hof oordeelde bevestigend. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd.

REP 2016/145 - Sign. - De som ineens van artikel 4:35 BW komt vaker voor dan u denkt (W.D. Kolkman en J.H.M. ter Haar, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/2)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Mits tijdig ingeroepen, kent de som ineens (artikel 4:35 BW) aan een minderjarig kind van de erflater een aanspraak toe op maximaal de halve nalatenschap. Bij de berekening van deze som spelen alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder de financiële positie van de overblijvende ouder.

REP 2016/146 - Sign. - Beroep op verjaring in strijd met redelijkheid en billijkheid (Rechtbank Den Haag 23 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15609)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
M en V zijn gehuwd in gemeenschap van goederen, uit welk huwelijk twee kinderen zijn geboren. In 1994 overlijdt V. Omdat zij geen testament heeft gemaakt, zijn M en de twee kinderen gezamenlijk gerechtigd tot haar nalatenschap. Enkele jaren lost M de hypotheekschuld af die behoorde tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Thans wensen M en de kinderen de nalatenschap te verdelen. In verband hiermee is onder meer een geschil ontstaan over de vraag of M door de aflossing recht heeft op een vergoeding.

REP 2016/147 - Sign. - Hoe ver gaat de verplichting tot rekening en verantwoording? (T.Mellema-Kranenburg, JBN–Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/2)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Naarmate de vergrijzing van de bevolking toeneemt, nemen steeds meer personen door middel van een gevolmachtigde deel aan het rechtsverkeer. Deze gevolmachtigde dient rekening en verantwoording af te leggen. In dit artikel wordt besproken wat de juridische basis hiervoor is en hoe ver die rekening en verantwoording moet gaan.

REP 2016/149 - Sign. - HR: ontbreken van schriftelijke vastlegging van bespreking is voor risico van notaris (Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:288)

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016
Op het kantoor van notaris N is een testament gepasseerd waarbij M zijn tweede echtgenote (V) heeft benoemd tot enig erfgename. Omdat echter de niet-opeisbaarheidsclausule van artikel 4:82 BW in het testament ontbrak, werd V gedwongen om de legitimaire vorderingen van de kinderen uit M’s eerste huwelijk direct te voldoen. Naar aanleiding hiervan is N door V aansprakelijk gesteld voor de schade die V heeft geleden. In tegenstelling tot de rechtbank heeft het hof de vordering van V afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat M de niet-opeisbaarheidsclausule in zijn testament had willen opnemen.

REP 2016/151 - Art. - Europees Familierecht uitgelegd

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016 geschreven door Curry-Sumner, mr. dr. I.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft sinds 2007 tweeëntwintig uitspraken gewezen over het internationaal familierecht. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van deze uitspraken (behalve op het gebied van internationale kinderontvoering en de grensoverschrijdende plaatsing van kinderen).

REP 2016/152 - Art. - Actualiteiten van het bijstandsverhaal

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016 geschreven door Bol, mr. drs. J.P.M.
Hoe stellen gemeenten de verhaalsbijdrage vast en wat is er sinds 2015 veranderd? Ingegaan wordt op het beginsel van de onsplitsbaarheid van de bijstandsuitkering, waardoor minderjarige inwonende kinderen bijdragen in de kosten van levensonderhoud van hun bijstandsafhankelijke ouder. De conclusie is dat na 1 januari 2015 weinig is veranderd. Verhaal op de onderhoudsplichtige ouder blijft mogelijk, ook als er jegens de ex partner geen onderhoudsplicht is. Bij de vaststelling van de hoogte passen gemeenten niet altijd dezelfde rekenregels toe en ook de beleidsregels van de gemeente zelf kunnen de uitkomst beïnvloeden. Dat maakt de uitkomst niet altijd voorspelbaar.

REP 2016/153 - Art. - Het nieuwe jeugdrecht en complexe omgangszaken

Aflevering 2, gepubliceerd op 31-03-2016 geschreven door Montanus, mr. P.J.
De Hoge Raad heeft op 19 februari 2016 de reeds eerder in de uitspraken van 13 april 2001 bepaalde maatstaf voor het opleggen van een ondertoezichtstelling bij complexe omgangsproblematiek bevestigd. In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de betekenis van de met ingang van 1 januari 2015 in werking getreden wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen gewijzigde grond voor de ondertoezichtstelling voor deze maatstaf. Tevens zal een overzicht worden gegeven van de overige, in het kader van complexe omgangsproblematiek van belang zijnde, veranderingen in het jeugdrecht.