REP 2016/344 - Sign. - Hoge Raad: bijstandsverhaal kosten kinderen is ook na 1 januari 2015 mogelijk (Hoge Raad 10 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1138)
Aflevering 5, gepubliceerd op 07-08-2016 M en V zijn in 2003 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk vier (nu nog minderjarige) kinderen zijn geboren. In 2013 gaan partijen feitelijk uiteen. Sindsdien verblijven de kinderen bij V. Op 20 augustus 2013 verleent de Regionale Sociale Dienst (RSD) aan V een bijstandsuitkering. Op 3 februari 2014 deelt de RSD aan M mede voornemens te zijn de aan V verleende bijstandsuitkering (ex artikel 62 Wet werk en bijstand) op hem te verhalen. In dat kader wordt M verzocht gegevens te verstrekken over zijn financiële draagkracht. M reageert niet. De echtscheidingsprocedure heeft nog niet zijn beslag gekregen. De RSD verzoekt de rechtbank vast te stellen dat M vanaf 1 april 2014 een bijdrage van € 997 per maand aan haar verschuldigd is, zolang de bijstandsverlening aan V voortduurt. De rechtbank wijst het verzoek toe. In hoger beroep bepaalt het hof dat M uitsluitend tot 1 januari 2015 een verhaalsbijdrage (ad in totaal € 2.000) moet voldoen. Het hof overweegt: ‘Met ingang van 1 januari 2015 zijn als gevolg van de invoering van de Participatiewet 2015 en de Wet hervorming kindregelingen diverse uitkeringsregelingen gewijzigd en zijn de tot dan toe bestaande kindregelingen in aantal teruggebracht. Als gevolg hiervan verleent de RSD geen bijstand meer ten behoeve van minderjarige kinderen. Dit betekent dat de uitkering van alleenstaande ouders is verminderd ten opzichte van de jaren daarvoor. Alleenstaande ouders die aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoen, kunnen, ter (gedeeltelijke) compensatie, een verhoogd kindgebonden budget ontvangen dat door de Belastingdienst wordt uitbetaald. Gelet op het voorgaande, bestaat naar het oordeel van het hof voor de RSD met ingang van 1 januari 2015 geen verhaalsrecht meer ten laste van de man ter zake van ten behoeve van de kinderen van partijen gemaakte kosten van bijstand. Dat de vrouw (...) nog niet als alleenstaande is aangemerkt bij de RSD, dient naar het oordeel van het hof niet voor rekening en risico van de man te komen. Voorts is tussen partijen niet (langer) in geschil dat de man [naast de nog vast te stellen, door hem te betalen kinderalimentatie] geen draagkracht heeft voor enige bijdrage in de kosten van levensonderhoud ten behoeve van de vrouw. [Het hof] wijst er daarbij op dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:400 lid 1 BW, aan die vast te stellen kinderalimentatie voorrang toekomt boven de onderhoudsverplichting jegens de ex-echtgenote. Als gevolg hiervan bestaat naar het oordeel van het hof derhalve ook geen verhaalsrecht van de RSD ten laste van de man ter zake van uitsluitend ten behoeve van de vrouw gemaakte kosten van bijstand.’