Aflevering 6

In dit nummer treft u twee artikelen aan over de belangwekkende uitspraak van de Hoge Raad van 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504 betreffende de vergoedingsrechten: een artikel van mr. Bart Breederveld en een van mr. Caroliene Mellema en mr. Eva de Jong.

Het onderscheid tussen ‘ongehuwd’ en ‘gescheiden’ is onnodig. Dat vindt Tweede Kamerlid Vera Bergkamp (D66). Zij roept daarom – via Kamervragen – de minister voor Rechtsbescherming op om dit onderscheid in burgerlijke staat te schrappen.

Op het gebied van relatievorming is het huwelijk steeds minder een vanzelfsprekendheid en ongehuwd samenwonen steeds gewoner. De Nederlandse bevolking is niet negatief over deze ontwikkelingen.

M en V zijn in 2000 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. Hun partnerschapsvoorwaarden houden uitsluiting van iedere partnerregistratie-vermogensrechtelijke gemeenschap in, alsmede een periodiek verrekenbeding ten aanzien van overgespaard

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen in een door hen (in 1997) tezamen aangekochte woning. De woning is gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek, waaraan een levensverzekering is gekoppeld.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. In verband daarmee sluiten zij in februari 2013 een notarieel samenlevingscontract. Op 30 september 2013 tekenen zij een koopcontract voor een gemeenschappelijke woning, waarvan de koopsom

Met de invoering van het nieuwe art. 1:100 lid 2 BW per 1 januari 2018 is een wettelijke regeling getroffen ten aanzien van de draagplicht van echtgenoten voor in de huwelijksgemeenschap vallende schulden wanneer deze huwelijksgemeenschap is ontbonden

Bespreking van de voorhuwelijkse schulden die in de beperkte huwelijksgemeenschap vallen, zoals de wet die met ingang van 1 januari 2018 kent. Om welke voorhuwelijkse schulden gaat het?

M en V zijn in 1990 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2006 en 2007 verstrekt X (een goede kennis van M) in totaal € 93.000 aan M en V. Dat bedrag wordt deels op de en/of-rekening van M en V gestort en deels in contanten aan hen ter hand

M en V zijn in 2004 op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) met elkaar gehuwd. De (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning is gemeenschappelijk eigendom. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren.

M en V zijn in 1977 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In juni 2017 ontvangt M van zijn voormalig werkgever een netto-ontslagvergoeding van (afgerond) € 45.600. In de daaraan ten grondslag liggende beëindigingsovereenkomst staat: ‘Deze vergoeding

M en V zijn in 1997 op huwelijkse voorwaarden (wettelijk deelgenootschap) met elkaar gehuwd. Partijen wonen in een voormalig appartementencomplex, waarvan zij de verschillende verdiepingen in verschillende fases (en in wisselende eigendomsverhoudingen)

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. M is zelfstandig ondernemer en exploiteert zijn administratiekantoor – tezamen met een medevennoot – in een vennootschap onder firma (vof).

In het kader van hun echtscheiding twisten M en V over de vraag of V een vordering heeft op de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap omdat zij geld heeft geërfd onder een uitsluitingsclausule, terwijl dit geld grotendeels is besteed aan de kosten van

In deze kroniek wordt jurisprudentie over het afgelopen jaar behandeld met betrekking tot kinder- en partneralimentatie. De auteurs hebben uitspraken gezocht die voor de praktijk relevant kunnen zijn.

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2009 kind K geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Eind 2011 beëindigen partijen hun relatie. K heeft het hoofdverblijf bij V.

M (van Britse nationaliteit) en V (van Nederlandse nationaliteit) zijn in 1990 in Engeland met elkaar gehuwd. Het echtpaar woont in Engeland. Uit het huwelijk worden twee kinderen geboren.

M en V zijn in 2012 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2018 gaan M en V feitelijk uiteen en starten zij een echtscheidingsprocedure.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, onder wie dochter D. In 2012 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2012 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2002 zoon Z geboren. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie, overeenkomstig de door hen in hun

M en V zijn in 1984 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2006 door echtscheiding is ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 3.

M en V zijn in 2009 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 gaan partijen uiteen.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. M is zelfstandig ondernemer en exploiteert, samen met zijn broer, een garagebedrijf.

M en V zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren, van wie de twee oudsten jongmeerderjarig zijn. Inmiddels zijn partijen in een echtscheidingsprocedure verwikkeld.

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in januari 2015 een tweeling geboren. Kort na de geboorte verbreken partijen hun relatie. Sindsdien heeft M geen contact meer met de kinderen.

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2012 zoon Z geboren. Kort daarna beëindigen partijen hun relatie en samenwoning. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen kinderalimentatie vast te stellen.

Het huwelijk tussen M en V is in 2017 door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de behoefte van V, die door de rechtbank is vastgesteld aan

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V wordt in 2011 kind K geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. K heeft het hoofdverblijf bij V, die uit een eerdere relatie nog twee minderjarige kinderen heeft,

Het kabinet neemt maatregelen om het familierecht beter te laten aansluiten bij ontwikkelingen in de samenleving. Er komt een procedure voor draagmoederschap, een register met informatie over de biologische afstamming van kinderen en een regeling voor

In 2018 hebben ruim 16.500 pleeggezinnen zich ingezet voor de opvang van bijna 23.000 pleegkinderen. Vorig jaar werden 2.566 nieuwe pleeggezinnen ingeschreven: 3% minder dan in 2017.

M en V zijn in 2015 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee (nu nog minderjarige) kinderen zijn geboren. Inmiddels zijn M en V in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij M en staan sinds oktober 2018 onder

M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Ecuadoraanse nationaliteit) zijn in 2013 op het consulaat van Ecuador in Den Haag met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2014 in Nederland dochter D geboren.

Uit het huwelijk tussen M en V wordt in 1965 dochter D geboren. D krijgt bij haar geboorte de achternaam van M. Op het moment van de geboorte zijn M en V in een echtscheidingsprocedure verwikkeld.

M (van Eritrese nationaliteit) en V (van Ethiopische nationaliteit) hebben een affectieve relatie met elkaar. Uit die relatie wordt in [buitenland] in 2012 zoon Z geboren. M woont in Nederland, V en Z wonen in [buitenland].

M (van Italiaanse nationaliteit) en V (van zowel Nederlandse als Britse nationaliteit) zijn in 2014 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2015 zoon Z geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M (van Nederlandse nationaliteit) en V (van Letse nationaliteit) is in 2012 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is (de nu nog minderjarige) dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2016 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is (de nu nog minderjarige) dochter D geboren. In 2018 beëindigen partijen hun relatie. D woont bij V en staat ook op dat adres ingeschreven.

M en V zijn de ouders van twee nu nog minderjarige kinderen (dochter D en de in 2016 geboren zoon Z), over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D woont in een pleeggezin.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, die door M zijn erkend. Na het verbreken van de relatie bevalt V, die inmiddels in X een nieuwe partner heeft gevonden, in 2012 van dochter D.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2015 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en heeft sinds september 2018 geen contact meer met

Uit de affectieve relatie tussen M (van Kaapverdische nationaliteit) en V (van Nederlandse nationaliteit) wordt in 2007 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in [A]. Op enig moment (vermoedelijk in 2015 – red.

V1 en V2 zijn met elkaar gehuwd. In 2012 komen zij in contact met X, die zich aanbiedt als zaaddonor. In december van dat jaar tekenen partijen een donorovereenkomst, waarvan art. 3 lid 3 luidt: ‘Er zullen geen familierechtelijke betrekkingen tussen [X]

Voor een grote groep ouders gaat het kindgebonden budget de komende periode omhoog. De Eerste Kamer stemde begin juli in met een verhoging van de inkomensgrens naar bijna € 75.000 voor paren.

Onlangs heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen aangegeven welke testamenten voldoen aan de eisen die worden gesteld bij een oudedagsverplichting. Er wordt echter niet ingegaan op de negatieve gevolgen die deze ‘goedgekeurde’ testamenten kunnen hebben

Bij schenking of vererving van een NSW-landgoed gelden diverse bijzondere faciliteiten die niet in de Successiewet, maar in de Natuurschoonwet te vinden zijn. Aan deze faciliteiten zijn echter voorwaarden verbonden (instandhoudings- en bezitseisen), met

V1 (van Italiaanse nationaliteit) en V2 (van zowel Italiaanse als Maltese nationaliteit) gaan in 2014 op Malta een ‘civil union’ met elkaar aan. Het echtpaar woont in Italië. In augustus 2016 vestigen zij zich in Nederland.

M en V (beiden van zowel Nederlandse als Marokkaanse nationaliteit) zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. Het gezin woont in Nederland.

M en V (beiden van Iraanse nationaliteit) zijn in 2014 in Iran met elkaar gehuwd. M woont in Nederland. V woont in Iran, maar voegt zich kort na de huwelijksvoltrekking bij M. In 2018 wordt het (kinderloos gebleven) huwelijk door echtscheiding ontbonden.

De auteur wijdt enkele gedachten aan de begin dit jaar door de Tweede Kamer aangenomen motie, waarin de regering wordt verzocht in Nederland een dubbele geslachtsnaam mogelijk te maken.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2014 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort [woning]. Uit het huwelijk zijn zes kinderen geboren, onder wie zoon Z, die sinds 1984 [woning] bewoont.

Uit het huwelijk tussen M en V wordt in 2010 zoon Z geboren. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie op nihil bepaald, zulks vanwege

M en V zijn in 1988 met elkaar gehuwd. De echtelijke woning is gemeenschappelijk eigendom. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren: de nu nog minderjarige dochter D en de inmiddels meerderjarige zoon Z.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2014 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en heeft geen contact met M.

Het vaststellen van de uitdelingslijst verplicht de vereffenaar het aan eenieder volgens de uitdelingslijst toekomende uit te keren. Echter niet dan nadat belanghebbenden een termijn is gegund om tegen de uitdelingslijst in verzet te komen en daarna eventueel

In dit artikel wordt aan de hand van drie recente arresten van de Hoge Raad ingegaan op de vereffening van nalatenschappen. De bespreking vindt plaats tegen de achtergrond van de Faillissementswet, waar twee van de drie uitspraken naar verwijzen.

V is overleden. In haar testament heeft zij aan haar zoon Z een geldbedrag gelegateerd, gelijk aan het erfdeel dat hij zou hebben gekregen indien hij samen met zijn broer tot erfgenaam was benoemd.

M koopt in 1994 een woning van V. Bij die gelegenheid raakt hij bevriend met Z, de zoon van V. In 2004 benoemt M (bij testament) Z tot zijn enige erfgenaam. In 2011 wordt M onder curatele gesteld en verhuist hij naar een verzorgingstehuis.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2015 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en heeft geen contact meer met M.

Vergoedingsrechten en de huwelijksgemeenschap bij privévermogen dat gestort is op een gemeenschappelijke bankrekening.

Heeft een echtgenoot een reprise indien er – nadat diens privévermogen in de gemeenschap is gevloeid – met dit vermogen consumptieve bestedingen zijn gedaan? (HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504).

Belang van kinderen bij verhuizingen.