Aflevering 7

Het onderscheid tussen ‘ongehuwd’ en ‘gescheiden’ blijft bestaan. Dat antwoordt minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) op Kamervragen van Vera Bergkamp (D66). Het onderscheid voorkomt onduidelijkheid over de burgerlijke staat van iemand.

Tussen 2010 en 2018 bestond 2,4% van de nieuw gesloten verbintenissen uit partners van gelijk geslacht. In veel steden ligt dit aandeel hoger. Amsterdam telt verhoudingsgewijs de meeste huwelijken en partnerschappen tussen twee mannen, in Nijmegen is

Ten minste vijf gemeenten bieden niet de wettelijk verplichte mogelijkheid tot gratis trouwen. En in ongeveer de helft van de gemeenten geldt de kosteloze huwelijksvoltrekking alleen voor de eigen inwoners.

M en V zijn in 1998 met elkaar gehuwd. Uit een eerder huwelijk heeft M twee kinderen, onder wie zoon Z. In augustus 2016 wordt M gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij de diagnose ‘dementie van het Alzheimertype’ wordt gesteld.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. Zij hebben een notarieel samenlevingscontract gesloten. Art. 18 van de samenlevingsovereenkomst bepaalt (1) dat M en V elkaar aanwijzen als partnerpensioengerechtigde en (2) dat als een van

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. De (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning is gemeenschappelijk eigendom. In 2000 ondertekenen partijen een samenlevingsovereenkomst.

M en V zijn in 1986 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. De huwelijkse voorwaarden omvatten (1) een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, (2) een periodiek verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten, alsmede (3) de bepaling:

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen in een woning die gemeenschappelijk eigendom is. In 1997 sluiten zij een notarieel samenlevingscontract, waarin zij zich verplichten om naar evenredigheid van hun netto-inkomsten bij te dragen

M en V zijn in 1995 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk (meer specifiek: in de jaren 2002, 2004 en 2009) krijgt M geldbedragen van zijn moeder geschonken.

M en V zijn in 1995 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In maart 2018 ontvangt M van zijn voormalig werkgever een ontslagvergoeding van € 117.180,70, welk bedrag is overgemaakt op de en/of-rekening van M en V.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2001 kopen zij gezamenlijk een woning, waarin zij gaan samenwonen. De woning is gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek. V verkoopt haar eigen woning en gebruikt de overwaarde daarvan (€ 212.

M en V zijn in 2002 op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van overgespaarde inkomsten) met elkaar gehuwd. Beiden zijn zelfstandig ondernemer.

M en V zijn in 1994 op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van overgespaarde inkomsten) met elkaar gehuwd. Art.

Uit het huwelijk tussen M en V is (de nu nog minderjarige) zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn in 1997 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, onder wie de in 2000 geboren dochter D. In 2018 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft (bij beschikking van 27 juni 2018) de door M aan D

Uit het huwelijk tussen M en V (beiden van Turkse afkomst) is in 2009 kind K geboren. In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. K heeft het hoofdverblijf bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld

M en V zijn in 2006 op huwelijkse voorwaarden (beperkte gemeenschap van goederen) met elkaar gehuwd. Art. 2 van de huwelijkse voorwaarden luidt: ‘1. De echtgenoten zijn (.

Uit het huwelijk tussen M en V is (het nu nog minderjarige) kind K geboren. M is zelfstandig ondernemer. In 2014 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2015 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, onder wie de in 2010 geboren zoon Z. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over Z en hebben nimmer met hem in gezinsverband gewoond.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. Over het oudste kind oefenen partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, over het jongste kind oefent alleen V het gezag uit.

M en V zijn in 2006 met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2012 door echtscheiding wordt ontbonden. De rechtbank heeft, overeenkomstig de door partijen in hun echtscheidingsconvenant gemaakte afspraken, de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld

M en V zijn in 1993 met elkaar gehuwd. In 2018 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 513 per maand.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie kinderen geboren. In 2012 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 4.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is (de nu nog minderjarige) zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. M is zelfstandig ondernemer en oefent zijn bedrijf uit in een vof.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. M is zelfstandig ondernemer en oefent zijn bedrijf uit in [BV]. In 2015 beëindigen partijen hun relatie.

M en V zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2005 kind K geboren. In 2013 beëindigen partijen hun relatie en ondertekenen in verband daarmee een convenant. Art. 2.1 daarvan luidt: ‘Met ingang van 1 januari 2013, en zolang de minderjarige bij de vrouw

M en V krijgen in 2008 een affectieve relatie met elkaar en gaan samenwonen. Beiden hebben een huwelijk achter de rug waaruit kinderen zijn geboren. In 2009 treden partijen met elkaar in het huwelijk.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Voor het eerst in vier jaar is het aantal kinderen dat ontvoerd is vanuit of naar Nederland gedaald. Dat blijkt uit het Jaaroverzicht 2018 van het Centrum Internationale Kinderontvoering.

De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) waarschuwt gemeenteambtenaren alert te zijn op schijnerkenningen. Het erkennen van een kind kan ook worden gedaan met alleen als doel om een verblijfsvergunning te krijgen voor een van de ouders.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2001 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. In 2015 bevalt V van zoon Z, die door M wordt erkend. M en V oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over Z. In september 2016 beëindigen partijen hun relatie en samenwoning.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2016 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

Uit V is in 2010 kind K geboren. M wil thans K erkennen. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert echter een akte van erkenning op te maken. M verzoekt de rechtbank de ambtenaar te gelasten alsnog een akte van erkenning op te maken.

M en V (beiden van Chinese nationaliteit en aldaar woonachtig) hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2000 vestigen zij zich als vluchteling in Nederland. In 2004 wordt uit de relatie zoon Z geboren.

V bevalt in 2007 van dochter D. Volgens haar is M de verwekker, maar M ontkent dat. In 2014 wordt door Verilabs een DNA-onderzoek uitgevoerd. Daaruit volgt dat M niet de vader van D is.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2015 zoon Z geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V.

V1 en V2 hebben sinds 2007 een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. In 2014 gaat V1 vreemd met X (de neef van V2) en raakt zwanger. Negen maanden later bevalt zij van zoon Z, over wie zij van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent.

M en V (beiden van Albanese nationaliteit) zijn in 1994 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt een (inmiddels meerderjarig) kind geboren. Het gezin woont dan in Albanië. In 1999 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, maar M en V blijven hun

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2014 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in Groot-Brittannië. Niet lang na de geboorte van D verbreken partijen hun relatie.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2013 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in [A]. In 2016 beëindigen partijen hun relatie.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is (de nu nog minderjarige) dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Sinds september 2011 staat D onder toezicht van de GI.

Uit het huwelijk tussen M en V is (de nu nog minderjarige) zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn de ouders van twee nu nog minderjarige kinderen, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen staan onder toezicht van de GI en zijn uit huis (in het huidige pleeggezin) geplaatst.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2017 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en heeft geen contact met M.

V bevalt in 2015 van dochter D. Volgens haar is M de verwekker, maar M is daar niet volledig van overtuigd. Hij wil daarom een DNA-test laten uitvoeren. V weigert echter haar medewerking daaraan te verlenen: de rechterlijk uitspraken daartoe (van april

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2013 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2019 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2007 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2012 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V.

M en V zijn in 2014 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren: dochter D en zoon Z. Inmiddels zijn partijen in een echtscheidingsprocedure verwikkeld.

Het aantal mensen dat door schulden onder toezicht is komen te staan van een bewindvoerder, is de afgelopen jaren fors gestegen. Stonden er in 2013 nog ongeveer 35.000 mensen onder bewind, in 2018 waren dat er al ruim 56.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 1981 zoon Z geboren. In 1987 overlijdt M. In verband daarmee keert levensverzekeringsmaatschappij Aegon maandelijks wezenpensioen uit op een rekening van V.

M en V zijn op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In verband met hun voorgenomen huwelijk ondertekenen zij op 25 maart 2009 bij de notaris een akte van huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting), waarin staat dat zij op 21 april 2009 met elkaar zullen

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee kinderen geboren, onder wie de in 1992 geboren zoon Z. Tijdens zijn studie ontvangt Z studiefinanciering, welke toelage hij – in onderling overleg – laat storten op een bankrekening van V.

M en V zijn in 1995 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 1997 kopen zij gezamenlijk een woning, die is gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek. In 2013 gaan zij feitelijk uiteen, als M de echtelijke woning verlaat en elders zijn intrek

In verband met de aanschaf van een eigen woning sluit Z in 2015 een geldlening bij zijn ouders (M en V) van ruim € 270.000, met een looptijd van dertig jaar. De rente bedraagt 9% per jaar en staat vijftien jaar vast.

Het wordt eenvoudiger voor slachtoffers van incest om hun achternaam te veranderen. Dat heeft minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) besloten na aandringen van de Tweede Kamer. D66 en de SP hadden aandacht gevraagd voor de belastende en dure procedure.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2005 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2006 wordt de voornaam van D gewijzigd in D1. In 2013 wordt het huwelijk tussen M en V door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn in 1987 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2003 kind K geboren. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. K heeft het hoofdverblijf bij V. Bij beschikking van 21 januari 2015 stelt de rechtbank, bij wijze van voorlopige

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V wordt in 2017 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. M heeft D erkend.

M en V zijn in 2009 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

M en V hebben een knipperlichtrelatie, die gekenmerkt wordt door huiselijk geweld. Beiden gebruiken drugs. De licht verstandelijk beperkte V raakt zwanger van M. In april 2018 wordt de ongeboren vrucht onder toezicht van de GI gesteld.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2011 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 1998 dochter D geboren. In 2018 dient V een echtscheidingsverzoek in, waarin zij de rechtbank tevens verzoekt (1) de door M aan haar te betalen partneralimentatie vast te stellen en (2), als gevolmachtigde van de jongmeerderjarige

Uit – de inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V wordt in 2003 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. In juli 2004 wordt D onder toezicht van de GI gesteld en trekt V met D in bij haar ouders

In het tweede kwartaal van 2019 zijn 10.906 méér testamenten bij het Centraal Testamentenregister (CTR) ingeschreven dan in hetzelfde kwartaal vorig jaar; een stijging van 13%. Dat blijkt uit de factsheet Testamenten van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (inmiddels meerderjarige) kinderen geboren. V is in 2006 overleden. M heeft bij notariële akte van 14 mei 2007 een algemene volmacht gegeven aan zijn zoon Z om hem in alle opzichten te vertegenwoordigen.

Tot de nalatenschap van V behoren alle aandelen in een bv. De executeur heeft een bestuurder van de bv benoemd. Een van de erfgenamen stelt dat dit besluit nietig is, omdat de executeur hiertoe niet bevoegd was.

V is in 1911 geboren. In 2012 maakt zij een testament op, waarin zij X tot haar enige erfgenaam benoemt. In april 2013 wordt V onder curatele gesteld, omdat zij ‘wegens een geestelijke stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt

In 2015 speelde zich een gerechtelijke procedure af tussen notaris N en D, die door het overlijden van haar vader (M) een nabestaandenlijfrente had ontvangen. Daarbij draaide het onder meer om de vraag of sprake was van een quasi-legaat als bedoeld in

V heeft drie (inmiddels meerderjarige) kinderen, onder wie dochter D. In 2000 overlijdt V. De kinderen zijn haar enige erfgenamen. De nalatenschap van V is in 2005 verdeeld.In juni 2012 betrekt D de twee andere kinderen in rechte.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn vier (inmiddels meerderjarige) kinderen geboren, onder wie zoon Z. In 1995 overlijdt M, in 2013 gevolgd door V.

Z is onterfd door zijn overleden vader en heeft een beroep gedaan op zijn legitieme portie. In een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank vordert hij onder meer dat zowel de enig erfgename als de executeur (een stichting bewind en executele van een notariskantoor)

Notaris N is betrokken bij een in april 2018 opengevallen nalatenschap die beneficiair is aanvaard. N verzoekt de kantonrechter toestemming te verlenen voor (1) het toepassen van de lichte vereffening en (2) het uitbetalen van de erfdelen aan de erfgenamen.

M en V zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk is één kind geboren: de inmiddels meerderjarige dochter D. In 1990 overlijdt M. In zijn testament heeft hij (1) het vruchtgebruik van zijn nalatenschap aan V gelegateerd en (2) D tot zijn enige erfgename

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. M heeft uit een eerder huwelijk drie (inmiddels meerderjarige) kinderen. Op 10 oktober 2016 overlijdt M. In zijn testament heeft hij V tot zijn enige erfgename benoemd.

Begin dit jaar legde de Kamer voor het Notariaat een berisping en een boete van € 5.000 op aan notaris N, omdat hij bij het opstellen van de testamenten voor een echtpaar niet heeft gelet op de huwelijkse voorwaarden die een facultatief verrekenbeding

Uit het huwelijk tussen M en V zijn drie (inmiddels meerderjarige) kinderen geboren, onder wie dochter D. In 2005 overlijdt M. Op grond van zijn testament (ouderlijke boedelverdeling) heeft V alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap verkregen en

Belastingdienst en de aspecten van schenkbelasting in de standaardbepaling van een echtscheidingsconvenant.

Parenting Coordination streeft naar bescherming en het behouden van veilige gezonde en betekenisvolle ouder-kindrelaties.

Berekeningsmethodieken voor het bepalen van een gebruiksvergoeding voor de gezamenlijke woning. Een analyse op basis van recente jurisprudentie.