Aflevering 5

Het uitvoeringsprogramma Scheiden zonder Schade is bezig om een nieuwe scheidingsaanpak te ontwikkelen. Dat gebeurt in samenwerking met gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming, advocaten, familierechters, sociale teams en GI’s.

Met het codewoord ‘masker 19’ kunnen slachtoffers van huiselijk geweld vanaf 1 mei bij de apotheek een melding doen van huiselijk geweld. Ministers De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Dekker (Rechtsbescherming) en apothekersorganisatie KNMP

M en V zijn in 2008 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. Uit het huwelijk wordt in 2011 zoon Z geboren.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is (de nu nog minderjarige) zoon Z geboren. Het gezin woont in een woning die gemeenschappelijk eigendom is en met hypotheek is bezwaard. Op 1 april 2016 verbreken partijen hun relatie, als M de gezamenlijke woning

M en V zijn in 1985 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V krijgen in 2006 een affectieve relatie met elkaar en gaan in 2007 samenwonen. In 2008 trouwen zij, op aandringen van M, in gemeenschap van goederen. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd en exploiteren tezamen een vof. In 2018 gaan zij feitelijk uiteen, in 2019 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar, waaruit in 2005 een kind is geboren. In verband met hun voorgenomen huwelijk later dat jaar en het feit dat M zelfstandig ondernemer is, ondertekenen partijen medio 2006 bij hun notaris een akte van huwelijkse

M en V zijn in 1992 op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van elke gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten) met elkaar gehuwd. In 2007 ontvangt M een ontslagvergoeding van € 423.

M en V zijn op huwelijkse voorwaarden (finaal verrekenbeding) met elkaar gehuwd. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.De rechtbank heeft een aantal beslissingen genomen over de door M aan V te betalen partner- en kinderalimentatie en

M en V zijn in 1983 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2011 gaan zij feitelijk uiteen, als V de echtelijke woning verlaat en elders haar intrek neemt. Op 31 oktober 2016 dient V een echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank.

M en V zijn in 2006 op huwelijkse voorwaarden (gemeenschap van inboedel) met elkaar gehuwd. Art. 6 lid 1 van huwelijkse voorwaarden luidt: ‘Bij echtscheiding (…) wordt afgerekend alsof tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen heeft

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2010 kopen zij tezamen een woning voor € 445.000 k.k., waarin zij gaan samenwonen. In 2017 beëindigen zij hun relatie. Op 1 februari 2018 is de woning geleverd aan een derde voor een verkoopprijs van

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. In juli 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, maar partijen verzoenen zich kort daarna en gaan

M en V zijn in 2002 op huwelijkse voorwaarden (o.a. een finaal verrekenbeding) met elkaar gehuwd. M is zelfstandig ondernemer en oefent zijn bedrijf uit in [BV]. In 2015 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2017 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn in 2010 op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) met elkaar gehuwd. Art. 7 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat de echtgenoot die in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan hij/zij op grond van

In 1988 krijgen M en V een affectieve relatie met elkaar. In 1997 kopen zij (middels een hypotheek met hoofdelijke aansprakelijkheid) tezamen een woning, waarin zij gaan samenwonen.

M en V zijn in 2003 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Eind 2017 / begin 2018 gaan zij feitelijk uiteen, in 2019 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden. De ouders van V wonen in Rusland.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. In 2009 sluiten zij een notarieel samenlevingscontract, waarin zij (onder meer) afspraken maken over de draagplicht ten aanzien van schulden ex art.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

M en V zijn in 1989 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. Uit het huwelijk zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk

Het huwelijk tussen M en V is In 2016 door echtscheiding ontbonden. M betaalt aan V partneralimentatie.M verzoekt de rechtbank te bepalen dat zijn onderhoudsplicht jegens V is geëindigd, omdat zij samenwoont met haar nieuwe partner X als waren zij gehuwd

M en V zijn in 2008 op huwelijkse voorwaarden (koude uitsluiting) met elkaar gehuwd. M is zelfstandig ondernemer en gaat in 2016 met pensioen. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

M en V zijn in november 2017 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In juli 2019 wordt het (kinderloze) huwelijk door echtscheiding ontbonden.De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 600 per maand.

M en V zijn in 2013 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.De rechtbank heeft, overeenkomstig de door partijen in hun echtscheidingsconvenant gemaakte

Het huwelijk tussen M en V is door echtscheiding ontbonden. M is aan V partneralimentatie verschuldigd. V heeft inmiddels in X een nieuwe partner gevonden.M verzoekt de rechtbank te bepalen dat zijn onderhoudsplicht jegens V op 1 maart 2018 is geëindigd,

M en V zijn in 1987 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. V is zelfstandig ondernemer. In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, waarbij de rechtbank de door M aan V te betalen partneralimentatie heeft vastgesteld op € 151 per maand.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2013 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De rechtbank heeft de door partijen te betalen kinderalimentatie vastgesteld conform de door hen in hun ouderschapsplan

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2001 kind K geboren. In 2007 beëindigen partijen hun relatie. K heeft het hoofdverblijf bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld.

M en V zijn in 2004 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen partneralimentatie vast te stellen.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2009 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2014 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2015 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk in 2006 dochter D wordt geboren. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 3.

M en V zijn in 2013 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2014 (de gehandicapte) zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2018 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Nederland telde op 1 januari 2019 bijna 3,4 miljoen jongeren tot 18 jaar. Van hen ontvingen 411.000 jongeren (ofwel bijna 12%) jeugdhulp in natura. Ruim 41.000 jongeren kregen jeugdbescherming en 9.

Het wetsvoorstel deelgezag biedt nieuwe mogelijkheden op meer zeggenschap en inspraak voor personen dicht bij het kind. Maar volgens de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en de Vereniging voor Mediators in het Notariaat (VMN) kan de concept-wettekst

Ouders krijgen vanaf augustus 2022 9 weken van het ouderschapsverlof deels doorbetaald. Het kabinet wil het daarmee aantrekkelijker maken voor ouders om het ouderschapsverlof daadwerkelijk op te nemen.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren (onder wie de in 2015 geboren zoon Z), over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2011 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Eind 2013 wordt Z op vrijwillige basis uit huis (in een pleeggezin) geplaatst.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2009 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2010 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2014 kind K geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Vast staat dat M de verwekker van K is.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn vijf kinderen geboren, waaronder de in 2009 geboren dochter D. M komt uit Oezbekistan, maar woont met V en de kinderen al zeventien jaar samen in Rusland.

V is in 2017 bevallen van zoon Z. Volgens haar is M de biologische vader. M erkent daarop Z. In 2019 volgt uit DNA-onderzoek dat M niet de biologische vader is.De rechtbank vernietigt de erkenning van Z door M.

M en V hebben een affectieve (lat)relatie met elkaar. Daaruit zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. M heeft de kinderen erkend.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2016 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2018 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2013 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Kort na de geboorte van D verbreken partijen hun relatie en samenwoning.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is de nu nog minderjarige zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Na het beëindigen van de relatie heeft Z van april 2012 tot april 2019 bij de ouders van V gewoond.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2006 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijf bij V en heeft geen contact met M.

De auteur belicht enkele doorschuiffaciliteiten in het kader van schenking, vererving of verdeling van een aanmerkelijk belang, zoals vastgelegd in art. 4.17a, 4.17b en 4.17c Wet IB 2001.

In dit tweeluik (het tweede deel verscheen in WPNR 2020/7283) bespreekt de auteur HR 10 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1). Dat arrest roep volgens hem meer vragen op dan het beantwoordt.

D krijgt in december 2013 van haar vader € 100.000 geschonken. Met dat bedrag financiert D de reeds in gang gezette verbouwing van haar woning. In de aangifte schenkbelasting d.d. 16 december 2013 doet D een beroep op de tijdelijk verruimde vrijstelling

Een notaris passeert in 2013 op dezelfde dag vijf afzonderlijke schenkingsakten. In iedere akte is bepaald dat Z € 10.000 van zijn ouders geschonken krijgt. De inhoud van de akten is vrijwel identiek.

M en V hebben sinds 1978 een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. In maart 2012 verhuizen zij naar een woning die M heeft gekocht, die hij vanaf zijn privé-bankrekening heeft betaald en die ook uitsluitend aan hem is geleverd.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2018 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

M en V (beiden van Sierra Leoonse nationaliteit) zijn in 2004 in Sierra Leone met elkaar gehuwd en aldaar woonachtig. Op enig moment vestigt V zich in Nederland. Waar M zich bevindt, is onbekend.

Uit de affectieve relatie tussen M en V (beiden van Nederlandse nationaliteit) wordt in 2011 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Het gezin woont op Bonaire.

M (van zowel Iraanse als Nederlandse nationaliteit) en V (van Iraanse nationaliteit) zijn in 2014, na het opmaken van een huwelijkscontract, in Iran met elkaar gehuwd. V verblijft vervolgens enkele maanden bij familie in Iran, waarna zij zich in december

M en V (beiden van Nederlandse nationaliteit) zijn in 2007 in de Verenigde Arabische Emiraten in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren.

M (van Roemeense nationaliteit) en V (van zowel Nederlandse als Roemeense nationaliteit) zijn in 1990 in Roemenië naar Roemeens recht in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 1993 vestigen zij zich in Nederland.

M en V (beiden van Poolse nationaliteit) zijn in Polen in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. Na eerst enige tijd in Polen te hebben gewoond, vestigt het gezin zich in Nederland.

M en V zijn in 2003 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. M is zelfstandig ondernemer en enig aandeelhouder van [bv]. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de echtelijke woning.

Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2019 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.V verzoekt de rechtbank de voornaam van Z te wijzigen. De rechtbank wijst het verzoek toe.

M en V zijn met elkaar gehuwd. In 2011 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden, maar zij blijven met elkaar samenwonen. Uit die samenleving wordt in 2012 zoon Z geboren. In 2018 wordt opnieuw de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

M heeft twee (inmiddels meerderjarige) kinderen: zoon Z en dochter D. In 2016 overlijdt M. Zijn kinderen zijn erfgenaam. Kandidaat-notaris K is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn vier (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De twee oudste kinderen staan sinds juli 2009 onder toezicht van de GI, de twee

M en V zijn in 1998 in Frankrijk met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in Frankrijk.

In 2018 is V op zeventienjarige leeftijd bevallen van kind K. De rechtbank heeft de GI tot voogdes over K benoemd. V gaat in hoger beroep.Het hof overweegt als volgt. V heeft toen zij nog minderjarig was zelf hoger beroep ingesteld.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Het gezin woont in [A]. In 2016 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2017 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Het moet anders, vindt de auteur: de juridische eenvoud van de wettelijke regeling in het erfrecht dient gepaard te gaan met de ‘defiscalisering’ van de kindsdelen in de erfbelasting.

De auteurs geven een overzicht van de actuele stand van zaken, waarbij onder meer aandacht is voor de vraag wanneer de aflossing van de niet-opeisbare vordering leidt tot een belastbare schenking en hoe de contante waarde van (nog) een niet-opeisbare

De successierechtelijke gevolgen van ik-grootouder-testamenten waren lange tijd onzeker. Daar is door rechtspraak van de Hoge Raad enige verduidelijking in gekomen, maar een algemeen helder beeld is er (nog) niet.

In de rechtspraktijk is het onduidelijk of de Nederlandse notaris onderworpen is aan de bevoegdheidsregels van de Europese Erfrechtverordening als hij bij nalatenschappen met internationale aspecten een nationale verklaring van erfrecht afgeeft.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (thans meerderjarige) kinderen geboren, onder wie dochter D. In augustus 2017 wordt het huwelijk ontbonden door het overlijden van V. In haar testament heeft V (1) haar kinderen en M tot haar enige erfgenamen benoemd,

M en V zijn tijdens hun huwelijksreis 23 minuten na elkaar overleden door voedselvergiftiging. Zij hadden geen kinderen en ook geen testament. Omdat V als eerste is overleden, zou haar nalatenschap – op grond van het wettelijke erfrecht – toekomen aan

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn zes (inmiddels meerderjarige) kinderen geboren, onder wie zoon Z en dochter D. In 1996 overlijdt M. In zijn testament heeft hij zijn kinderen benoemd tot zijn erfgenamen,

Notaris N heeft in een tuchtprocedure een waarschuwing ontvangen van de notariskamer van het hof, omdat zij zich niet als boedelnotaris in een beneficiair aanvaarde nalatenschap heeft laten inschrijven in het boedelregister.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen. Zij hebben een notarieel samenlevingscontract gesloten. M heeft een – inmiddels meerderjarige – zoon Z, die zwaar gehandicapt is en in een instelling woont.

Op grond van art. 1 sub a BPB kan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen.In onderhavige fiscale procedure oordeelt het hof dat een erfgenaam niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.

In 2011 overlijdt de vader van M, met achterlating van zijn drie kinderen (M en diens twee zussen) als zijn enige erfgenamen. In zijn testament heeft vader een uitsluitingsclausule opgenomen.

Het aantal huwelijkssluitingen was in de weken na invoering van coronamaatregelen lager dan in dezelfde periode vorig jaar. Het aantal geregistreerde partnerschappen nam minder af. In week 12 (16-22 maart) werden maatregelen ingevoerd om de verspreiding

M en V zijn in 2019 met elkaar getrouwd. Inmiddels zijn zij in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. V stelt te zijn mishandeld door M, waarvan zij politie-aangifte heeft gedaan.Zowel M als V verzoeken de rechtbank, bij wijze van voorlopige voorziening,

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2006 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. M en V kampen beiden met gezondheidsproblemen.Z is geschorst van school vanwege geweldsincidenten.

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2015 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 beëindigen partijen hun relatie. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij M.

Uit het huwelijk tussen M en V (beiden van Syrische afkomst) zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren. Het gezin woont in Syrië, maar vestigt zich op enig moment in Nederland.

Het huwelijk tussen M en V is ontbonden door het overlijden van M, die uit een eerdere relatie vijf kinderen had. Het vermogen van V is onder beschermingsbewind gesteld, waarbij B tot bewindvoerder is benoemd.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren (zoon Z en dochter D), over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2018 beëindigen zij hun relatie.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 2018 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Dat zelfde jaar wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. Het ouderlijk gezag van zowel M als V is beëindigd, waarbij de GI is benoemd tot voogd over de kinderen.

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. M is zelfstandig ondernemer. Hij is enig aandeelhouder van [Holding], waaronder werkmaatschappij [BV] hangt.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2016 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en staat onder toezicht van de GI.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn vier (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

In het eerste kwartaal van 2020 passeerden notarissen 8% meer akten dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Dat blijkt uit de factsheet Akten van de KNB. Eén van de grootste stijgers: levenstestamenten.

54% van de 55-plussers in Nederland zegt te genieten van het ouder worden. Minder dan 10% voelt zich oud. 58% van de 55-plussers zegt nu even gelukkig te zijn als toen ze 25 jaar waren en bijna een kwart is zelfs gelukkiger dan vroeger.

Notaris N heeft een akte opgesteld voor de 96-jarige V, waarbij zij een algehele volmacht heeft verleend aan haar echtgenoot M. Verder heeft N de huwelijkse voorwaarden tussen M en V gewijzigd.

Kunnen mensen in coronatijd wel naar de notaris komen als ze een testament willen maken en als dat niet kan, kunnen zij dan via tweezijdige audiovisuele middelen een testament maken?

Tuchtrecht voor familierechtadvocaten

Partneralimentatie tussen (ex-)echtgenoten in België in vogelvlucht toegelicht.