TAP 2013, afl. 2 - Sign. - Aansprakelijkheid werkgever vanwege tekortschieten in zorgplicht ex art. 7:658 BW
Aflevering 2, gepubliceerd op 01-03-2013 Werkneemster is bij ’s-Heeren Loo (werkgever) als groepsleider in dienst getreden, aanvankelijk voor bepaalde tijd, met ingang van 25 februari 2008 voor onbepaalde tijd. Werkgever is een zorginstelling die zich onder meer richt op de ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking. Onderdeel van ’s-Heeren Loo is de organisatie Kwadrant, die zich specifiek richt op jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Op 30 januari 2008 heeft binnen De Dijkhoek mishandeling van een groepsleider door drie cliënten plaatsgevonden. De drie cliënten zijn aangehouden. Naar aanleiding hiervan heeft werkgever een zogenaamd ‘Regieherstelplan Dijkhoek’ (hierna: het Regieherstelplan) opgesteld. De in het Regieherstelplan vermelde maatregelen zijn uitgevoerd tot juni 2008. Op 4 september 2008 omstreeks 22.00 uur heeft zich op de werkvloer een incident voorgedaan, waarbij een tweetal cliënten zich agressief gedroeg tegen werkneemster en een collega. Haar collega kreeg een kopstoot van een cliënt en werd door een andere cliënt in een wurggreep genomen. Toen werkneemster hem te hulp wilde komen, kreeg zij (in elk geval) een duw en viel zij tegen een muur of een kast. Ten gevolge van het ongeval meldt werkneemster zich op 5 september 2008 ziek. Vanaf februari 2009 werkt werkneemster drie keer twee uur per week op therapeutische basis. Vanaf 25 september 2009 is werkneemster weer volledig ziek. Per 3 september 2010 is werkneemster volledig arbeidsongeschikt. Zij ontvangt dan een WGA-uitkering. Voor het incident gaf werkneemster voor 20 uur per week zwemles en reed zij paard. Door haar arbeidsongeschiktheid kan werkneemster dit alles niet meer doen. Op 31 maart 2009 wordt de werkgever aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. Primair op grond van art. 7:658, subsidiair op grond van art. 7:611 BW. Kort samengevat verklaart de Kantonrechter Utrecht (bij vonnissen van 14 juli, 13 oktober 2010 en 20 april 2011) de werkgever aansprakelijk. Het hof stelt voorop dat indien vaststaat dat de werknemer schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden, het aan de werkgever is te stellen en zo nodig te bewijzen, kort gezegd, dat hij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Weliswaar is, zoals de Hoge Raad bij herhaling omtrent art. 7:658 BW heeft overwogen, met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van werknemers wier werkzaamheden bijzondere risico’s van ongevallen meebrengen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (vgl. HR 12 december 2008, LJN BD3129). Art. 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies (vgl. HR 11 april 2008, LJN BC9225). Indien de werkgever ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de in lid 1 van art. 7:658 genoemde verplichtingen is nagekomen voldoende concrete feitelijke gegevens aanvoert, zal van de werknemer mogen worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert, zij het dat aan die motivering niet zodanig hoge eisen mogen worden gesteld dat in betekenende mate afbreuk wordt gedaan aan de strekking van art. 7:658 lid 2 de werknemer door verlichting van zijn processuele positie bescherming te bieden tegen de risico’s van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden (vgl. HR 25 mei 2007, LJN BA3017). Het hof verwijst in dit verband ook naar het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, LJN BR5223. Een tweetal vragen zijn van belang: 1. Is werkgever op grond van art. 7:658 lid 1 en 2 BW aansprakelijk jegens werkneemster? Het hof beoordeelt eerst of werkgever op grond van art. 7:658 lid 1 en 2 BW aansprakelijk is jegens werkneemster. In dat kader komen de volgende onderwerpen aan de orde: a. heeft werkneemster schade geleden tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden bij werkgever? b. indien de onder a vermelde vraag bevestigend wordt beantwoord, is werkgever haar in art. 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht nagekomen? c. de aard en omvang van de schade als gevolg van het incident op 4 september 2008. En: 2. Heeft werkneemster schade geleden tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden bij werkgever? Wat betreft de zorgplicht onder 1 sub b onderscheidt werkgever algemene en specifieke maatregelen. Het hof oordeelt dat juist de werkgever in het laatste tekort is geschoten. Werkgever heeft geen zorg gedragen voor de noodzakelijke herhalingstrainingen op het gebied van conflict- en agressiebeheersing. De door werkgever getroffen algemene maatregelen wegen daar niet, althans onvoldoende tegen op. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat ná het incident vaker trainingen gericht op het voorkomen van escalatie zijn aangeboden. Door de werkgever wordt echter niet toegelicht waarom zij deze trainingen niet al vóór het incident heeft aangeboden. Met name nu de betrokken cliënten jongeren betroffen met zeer ernstige gedragsproblemen.