TAP 2013, afl. 6 - Sign. - Werkgever mocht het loon van werknemer niet eenzijdig verlagen en mocht het loon ook niet stopzetten per december 2012
Aflevering 6, gepubliceerd op 01-08-2013 Werknemer in onderhavige zaak is op 1 maart 2012 voor twaalf maanden als ‘1e monteur APK II bevoegdheid’ in dienst getreden van gedaagde. Op 9 mei en 10 juli 2013 heeft werknemer ter verkrijging van een verlenging van zijn bevoegdheid om als APK-keurmeester te werken, examen gedaan. Beide keren is hij gezakt. Werkgever heeft bij brief d.d. 29 september 2012 aan werknemer onder meer bevestigd dat: ‘Vanwege het feit dat contractuele afspraken door u niet worden nagekomen (het door u niet bevoegd zijn als APK II Keurmeester) zal met ingang van 1 oktober 2012 uw salaris worden aangepast naar € 2.100 bruto per maand. Dit loon is werkgever ook gaan betalen. Werknemer kan zich niet verenigen met de loonsverlaging. Op 20 november 2012 heeft werknemer zich ziek gemeld met overspannenheidklachten. De bedrijfsarts heeft op 19 december 2012 geoordeeld dat werknemer wegens ziekte verhinderd was zijn werkzaamheden te verrichten. Omdat werknemer niet uit zichzelf aan de bedrijfsarts had meegedeeld dat hij voor het examen gezakt was, de bedrijfsarts met werknemer na 19 december 2012 geen contact had kunnen krijgen en werknemer desverzocht geen contact met de bedrijfsarts had opgenomen, heeft werkgever de loonbetaling gestopt per december 2012. Op 31 december 2012 heeft werknemer aan UWV een deskundigenoordeel gevraagd. De UWV-verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat werknemer zijn eigen werk op 19 december 2012 niet kon doen. De eerste vraag is of werkgever het overeengekomen loon van werknemer per 1 oktober 2012 eenzijdig met € 700 bruto per maand mocht verminderen. In het algemeen geldt dat werkgever het loon niet kan verlagen zonder dat werknemer daarmee uitdrukkelijk instemt. Het is de vraag of de rechtspraak van Stoof/ Mammoet van toepassing is op loonsverlaging. Hierover kan van mening worden verschild. Ook indien dat het geval zou zijn, dient daarbij terughoudendheid te worden betracht die gepast is, nu het gaat om wijzigen van loon, de belangrijkste primaire arbeidsvoorwaarde. De kantonrechter oordeelt dat in onderhavige zaak, gelet op het feit dat de bevoegdheid om als APK-keurmeester te werken tijdens dienstverband is vervallen, een (tijdelijke) wijziging van de overeengekomen werkzaamheden in de rede liggen. Dit betekent volgens de kantonrechter niet zonder meer dat ook een overeenkomstige verlaging van loon kan worden doorgezet. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van een strengere maatstaf. De vraag is of zich tussen partijen zodanige zwaarwegende feiten/ omstandigheden hebben voorgedaan dat werkgever het loon van werknemer mocht verlagen, ook al stemde hij hiermee niet in. Doordat werkgever hem (mede) als APK-keurmeester voor een jaar in dienst had genomen en omdat zij bij het aangaan van het dienstverband wist of kon weten dat de IBKI-bevoegdheidspas van werknemer op 9 juli 2012 verliep, heeft werkgever het risico genomen dat werknemer niet tijdig voor het vereiste examen zou slagen. Niet gesteld of gebleken is dat werkgever werknemer heeft aangesproken op het feit dat hij zijn examen nog niet had gehaald en dat zij werknemer heeft gewezen op haar financiële belang bij verlenging van de keuringsbevoegdheid. Ter comparitie is gebleken dat werkgever de kwestie geruime tijd aan werknemer zelf heeft overgelaten, om pas maanden later tot loonsverlaging over te gaan. De kantonrechter neemt bij zijn beoordeling verder in aanmerking dat werknemer in de periode dat hij geen geldige IBKI-pas had als monteur kon blijven werken. De kantonrechter is er gelet op hetgeen is aangevoerd van uitgegaan dat het werk dat werknemer vanaf 9 juli 2012 is blijven doen, niet substantieel verschilde van het werk dat hij tot die datum heeft verricht. Werknemer mocht dan ook ongewijzigde loonbetaling verwachten. De tweede vraag is of werkgever de loondoorbetaling met ingang van december 2012 mocht stopzetten. Gelet op de aard van de door de bedrijfsarts beschreven gezondheidsklachten van werknemer en de nadrukkelijke koppeling die hij met het arbeidsconflict van partijen legde, ligt het voor de hand dat het doen van examen een andere vorm van concentratie en aandacht vergde dan het werken voor werkgever. Het doen van examen stond immers los van het arbeidsconflict, het werken niet. Zolang de bedrijfsarts zijn advies van 19 december 2012 niet in die zin had heroverwogen en aangepast dat er medisch beschouwd wel mogelijkheden tot re-integratie waren, mocht werknemer ervan uitgaan dat hij volledig arbeidsongeschikt en niet tot het verrichten van passend ander werk in staat was. Hij behoefde daarom, voorafgaande aan de herbeoordeling van de bedrijfsarts, geen gevolg te geven aan uitnodigingen voor een gesprek met werkgever. Voor een beoordeling of re-integratie-inspanningen al aan de orde waren, was een voorafgaande medische beoordeling onontbeerlijk. Loondoorbetaling mocht derhalve niet worden gestopt per december 2012.