TAP 2014/154 - Sign. - De aansprakelijkheidsbescherming van art. 7:658 lid 4 BW kan zich ook uitstrekken tot de zelfstandig ondernemer (zzpāer)
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-05-2014 Eiser is, naast veehouder, sinds 2000 werkzaam als zzpāer. Zijn werkzaamheden als zzpāer bestaan hoofdzakelijk uit metsel-, voeg- en stukadoorswerkzaamheden in de bouw. Gedaagde is sinds 2006 ook werkzaam als zzpāer. Eiser werkte regelmatig voor gedaagde als metselaar. Eiser werkte dan voor gedaagde in verband met een opdracht die hij als zzpāer had gekregen. Gedaagde betaalde eiser daarvoor op basis van een uurtarief, maar maakte geen winst over het werk dat eiser verrichtte. Op 8 oktober 2010 heeft gedaagde een werk aangenomen van een derde. De opdracht hield in dat gedaagde het golfplaten dak van een zich op dat adres bevindende stal zou vervangen. Eiser heeft gedaagde bij de uitvoering van dat werk geholpen. Kort na de aanvang van het werk op 11 oktober 2010 heeft zich een ongeval voorgedaan. Eiser, die samen met gedaagde op het dak van de stal aan het werk was, is door het golfplaten dak gezakt en ongeveer 4 meter lager op een betonnen roostervloer van de stal terecht gekomen. Daarbij heeft hij letsel aan zijn rechtervoet opgelopen. Het ongeval is later gemeld aan de Arbeidsinspectie. Aan gedaagde is een boete opgelegd wegens overtreding van art. 9 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet. Eiser heeft gedaagde in kort geding betrokken voor de Rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Wageningen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser om gedaagde op grond van art. 7:658 BW te veroordelen aan hem te betalen een bedrag wegens inkomensschade, smartengeld, en diverse andere kosten, bij vonnis van 28 maart 2012 afgewezen. Het Gerechtshof Arnhem heeft bij arrest van 30 oktober 2012 het hoger beroep van eiser verworpen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. In een bodemprocedure heeft eiser onder andere gevorderd te verklaren voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor alle schade, zowel materieel als immaterieel, die eiser heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van het ontstaan van het ongeval op 11 oktober 2010. De rechtsvraag is de onderhavige overeenkomst ā die erop neerkomt dat de ene zzpāer werkzaamheden verricht voor een andere zzpāer ā door art. 7:658 lid 4 BW wordt bestreken. De rechtbank vindt dan een aanknopingspunt in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1997-1998, 25 263, nr. 14, p. 6). Uit de wetsgeschiedenis, in het bijzonder uit de bewoordingen āop gelijke voetā, kan als bedoeling van de wetgever worden afgeleid dat de bepaling ertoe strekt bescherming te bieden aan personen die zich wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dit brengt mee dat art. 7:658 lid 4 BW zich voor toepassing leent indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij zijn werkzaamheden verricht. De conclusie is dat, nu ook onbetwist vaststaat dat eiser in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, aan de toepassingsvoorwaarden van art. 7:658 lid 4 BW is voldaan en dat gedaagde daarom aansprakelijk is voor de door eiser geleden/te lijden schade. De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor alle schade, zowel materieel als immaterieel, die eiser heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van het ontstaan van het ongeval op 11 oktober 2010 en veroordeelt hem tot vergoeding van de schade.