TAP 2014/245 - Sign. - Reconventionele vordering (gefixeerde schadevergoeding) vormt een relevante omstandigheid bij de beoordeling of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is (Hof Den Haag, 25 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:310, «JAR» 2014/139)
Aflevering 5, gepubliceerd op 02-07-2014 Werknemer is in juli 1991 voor onbepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden in de functie van distributiemedewerker voor 21,29 uur per week. Bij werkgever geldt Alcohol en Drugsprotocol, inhoudende dat werknemers tijdens de dienst geen alcoholhoudende drank en drugs gebruiken noch onder invloed hiervan werken, op straffe van een ontslag op staande voet. Na twee eerdere waarschuwingen te hebben gekregen voor het onder invloed van alcohol op het werk verschijnen is bij werknemer op 26 april 2011 een derde overtreding van dit protocol geconstateerd, waarna hij op 27 april 2011 op staande voet is ontslagen. De arbeidsovereenkomst is in juli 2011 voorwaardelijk ontbonden onder toekenning van een beperkte vergoeding aan werknemer. Werknemer heeft de nietigheid van de opzegging ingeroepen. Werkgever heeft gefixeerde schadevergoeding gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen. Het hof oordeelt dat hetgeen op 26 april 2011 is voorgevallen, bepaald elementen in zich draagt die relevant zijn voor een ontslag op staande voet. De regelgeving waar werkgever op terugvalt is streng, maar is ingegeven door de drukte/hectiek op de werkvloer bij werkgever en het feit dat daar met voertuigen wordt gereden. Het onder invloed zijn van alcohol vermindert het reactievermogen en kan bij (rijdend) materieel waarop/waarmee werknemer ook werkzaam was, tot ongevallen met grote gevolgen leiden, zowel lichamelijk als financieel. De veiligheid, de bescherming van lijf en goed, rechtvaardigt zeker een strakke handhaving. Bij het beoordelen van de dringendheid van een gegeven ontslag op staande voet moeten echter alle omstandigheden van het geval, zoals deze zich niet later dan op het tijdstip van ingang van het ontslag voordeden, in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren, naast de ernst van de verweten gedraging ook in beschouwing te worden genomen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd van werknemer, het gegeven dat hij al twintig jaar bij werkgever in dienst was, daar steeds goed gefunctioneerd heeft en nimmer betrokken is geweest bij een veiligheidsincident. Verder dient/dienen te worden meegenomen de financieel benarde positie waarin werknemer door het ontslag terecht komt en/of de negatieve inkomensgevolgen die het ontslag op staande voet voor werknemer heeft, mede gelet op het feit dat hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Na het op 26 april 2011 gegeven ontslag ingetreden omstandigheden kunnen alleen in aanmerking worden genomen voor zover zij aanwijzingen opleveren voor wat niet later dan op het tijdstip van ingang van het ontslag kan worden verwacht. In dat verband kon werkgever ten tijde van het ontslag op staande voet verwachten dat, gegeven de persoonlijke omstandigheden van werknemer, het in een eventuele procedure instellen van een vordering in reconventie ex art. 7:677 lid 3 jo. lid 4 BW een omstandigheid is die dient te worden meegewogen bij de vraag of van een terecht gegeven ontslag op staande voet sprake is, dit gegeven de financiële consequenties welke een dergelijke vordering voor werknemer kon hebben.