TAP 2015/254 - Sign. - Overgang van onderneming? Opzegverbod art. 7:670 lid 8 BW/7:670b lid 2 BW. Hoofdelijke aansprakelijkheid; art. 7:663 tweede volzin BW (Gerechtshof Den Haag 12 mei 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1028/ ECLI:NL:GHDHA:2015:955 (kort geding))
Aflevering 5, gepubliceerd op 22-06-2015 Een kwekerij in paprika’s heeft het UWV op 9 oktober 2013 verzocht om al haar werknemers te ontslaan wegens staking van de bedrijfsactiviteiten. Het UWV verleent op 28 november 2013 toestemming, waarop de kwekerij de arbeidsovereenkomsten tegen 29 december 2013 heeft opgezegd. Een tweetal arbeidsongeschikte werknemers doet begin januari 2014 een beroep op de vernietigbaarheid van de opzeggingen op grond van art. 7:670 lid 1 en 8 BW en vorderen doorbetaling van loon van de kwekerij en Nieuwkoop Paprika’s. In eerste aanleg in kort geding zijn de vorderingen hoofdelijk toegewezen. In hoger beroep vorderen de kwekerij en Nieuwkoop Paprika’s vernietiging van het vonnis. Ten aanzien van Nieuwkoop Paprika’s komt het aan op de vraag of de opzeggingen van de arbeidsovereenkomsten wegens bedrijfsbeëindiging effect sorteren. Dat is niet het geval, zo overweegt het hof, als de kwekerij op Nieuw Paprika’s eind december 2013/begin januari 2014 is overgegaan in de zin van art. 7:662 BW. Hierbij stelt het hof voorop dat de met art. 4 lid 1 Richtlijn 2001/23/EG beoogde bescherming van de werknemer vergt dat een opzegging ‘wegens overgang van onderneming’ in de zin van art. 7:670 lid 8 BW ruim en de opzegging ‘wegens bedrijfsbeëindiging’ in de zin van art. 7:670b lid 2 BW eng wordt geïnterpreteerd, als er (i) kort na de opzegging of (ii) zelfs kort na de datum waartegen is opgezegd, een overgang van onderneming plaatsvindt. In dergelijke gevallen heeft de opzegging ‘wegens bedrijfsbeëindiging’ te gelden als een opzegging ‘wegens overgang van onderneming’, ook als het daadwerkelijke motief op het moment van opzegging de toen voorgenomen of reeds gerealiseerde bedrijfsbeëindiging was (vgl. HvJ EG 15 juni 1988, NJ 1990/247, r.o. 10 e.v.). Een andere duiding leidt ertoe dat de werknemer de bescherming van de richtlijn wordt ontzegd, als er zich, onverwacht voor de vervreemder, kort na de opzegging en/of na de datum waartegen is opgezegd, (toch) een overgang van onderneming plaatsvindt. Dit brengt mee dat als er hier sprake is van een overgang van onderneming de uitzondering op het opzegverbod bij ziekte zich niet voordoet en de ontslagen in strijd met het opzegverbod van art. 7:670 lid 1 en 8 BW zijn gegeven en de arbeidsovereenkomst van deze twee werknemers op Nieuwkoop Paprika’s is overgegaan. Voor de vraag of sprake is van overgang van onderneming verwijst het hof voor het juridisch beoordelingskader naar het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:830, r.o. 3.5.2 t/m 3.5.4). Het hof oordeelt op basis daarvan dat de onderneming van de kwekerij op Nieuwkoop Paprika’s is overgegaan en wel vóór 29 december 2013, omdat (a) er een paprikakwekerij op de gronden en kassen werd geëxploiteerd en deze activiteit op hetzelfde adres en met gebruikmaking van dezelfde zaken door Nieuwkoop Paprika’s is voortgezet, (b) Nieuwkoop Paprika’s vanaf 21 november 2013 is gevestigd op het adres van de kwekerij, waarbij de opgekweekte planten op 27 december zijn geleverd en geplant, (c) de gronden, kassen en bijbehorende inventaris aan Nieuwkoop Paprika’s Holding op 23 december 2013 zijn verkocht en (d) de gronden, kassen en inventaris door Nieuwkoop Paprika’s Holding aan Nieuwkoop Paprika’s in gebruik zijn gegeven voor het exploiteren van de paprikakwekerij. De onderneming van de kwekerij heeft daarmee haar identiteit behouden. Hieraan doet niet af (i) dat er tussen de kwekerij en Nieuwkoop Paprika’s geen (rechtstreekse) contractuele relatie bestond, (ii) de onderneming van de kwekerij (wellicht) enige tijd heeft stilgelegen, (iii) de kwekerij technisch failliet was, (iv) Nieuwkoop Paprika’s tot eind december 2013 de mogelijkheid openhield om elders een paprikakwekerij te starten dan op het terrein van de kwekerij, (v) Nieuwkoop Paprika’s geen personeel van de kwekerij wilde overnemen, (vi) alle arbeidskrachten bij derden worden ingehuurd en (vii) de bank mogelijk haar hypotheek- en pandrechten alsnog gaat executeren. De kwekerij betwist tot slot de hoofdelijke veroordeling en stelt dat er geen grond is, indien er sprake is van een overgang van onderneming. Deze grief slaagt. De werknemers hebben geen andere grondslag voor de hoofdelijkheid gesteld dan overgang van onderneming en dan is de aansprakelijkheid van de kwekerij beperkt tot de datum van de overgang van onderneming (art. 7:663 tweede volzin BW).