Aflevering 1

Gepubliceerd op 19 februari 2020

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 08-11-2024

TAP 2020/3 - Sign. - Bestuurdersaansprakelijkheid. De bestuurder van een uitzendonderneming wordt aansprakelijk gesteld door de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) ter zake van door de uitzendonderneming verschuldigde achterstallige loonverplichtingen (Rb. Amsterdam 16 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8279)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkgeefster was indirect (via vennootschap A B.V.) bestuurder (en enig aandeelhouder) van PBC Techniek B.V. (‘PBC’). PBC dreef een uitzendonderneming. PBC was gebonden aan de (algemeen verbindend verklaarde) ABU-cao en de cao Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.

TAP 2020/4 - Sign. - Handelt voormalig werkgever (Van Lanschot) onzorgvuldig door op verzoek van DNB negatieve informatie over werknemer (niet integer handelen) aan nieuwe werkgever (Rabobank) te verstrekken? Bewijslast en bewijswaardering. Bevoegdheid DNB (HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1950)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is op 6 juni 2011 bij Van Lanschot op staande voet ontslagen, nadat er naar hem een compliance-onderzoek was uitgevoerd. Uit het onderzoek bleek dat werknemer actieve bemoeienis had gehad met zwart geld van een cliënte zonder zijn werkgever

TAP 2020/5 - Sign. - Geheimhoudingsbeding. Is ontslag op staande voet rechtsgeldig? Is het maken van een back-up op een externe privé harde schijf te kwalificeren als een schending van de geheimhoudingsplicht? Beoordeling verzochte vergoedingen, waaronder een billijke en immateriële vergoeding (Rb. Den Haag 8 oktober 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11152)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is geboren in 1964 en sinds 16 januari 2017 in dienst bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst, en per juli 2018 tegen een salaris van € 10.000 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en verdere emolumenten (waaronder een

TAP 2020/7 - Sign. - Werkgever mag niet eerst in een eerdere periode opgebouwde buitenlanddagen, de cao-verlofdagen en cursusdagen afschrijven, voorafgaand aan de toepassing van de wachtgeldregeling (Hof Den Haag 10 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3207)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkgever en FNV zijn partij bij de ‘CAO voor het personeel werkzaam in de waterbouw’ (‘de cao’). Naast de cao geldt een Buitenlandregeling. Werkgever hanteert een beleid waarin de Wachtgeldregeling pas wordt toegepast wanneer er sprake is van een ‘leegloopsituatie’.

TAP 2020/8 - Sign. - Het zou in strijd zijn met de ratio van de contractuele opzegbepaling, en deze feitelijk zinledig maken, indien het Waterschap na het wegsturen van X en tijdens de opzegtermijn geen enkele vergoeding meer verschuldigd zou zijn (Rb. Rotterdam 11 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9694)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
DC vordert nakoming van de uit de detacheringsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting van het Waterschap over de periode vanaf 31 mei 2018 tot en met 10 augustus 2018 (art.

TAP 2020/10 - Sign. - Klachtplicht art. 6:89 BW niet van toepassing bij vordering toeslag bijzondere uren cao in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (Hof Amsterdam 24 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3548)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemers zijn per 1 september 2006 in dienst getreden bij werkgever en werkten als schoonmaker bij (onder andere) Egon Zehnder. De werkgever heeft de loonbetalingen stopgezet toen Egon Zehnder de samenwerking stopte en werknemers niet in een andere

TAP 2020/11 - Sign. - Toepasselijk recht, Rb. Oost-Brabant 24 mei 2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:6488

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer kwam in dienst bij een Nederlandse werkgever in 2016 op grond van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht. Het was de bedoeling dat werknemer voor een groepsvennootschap (op zijn verzoek) op permanente basis werkzaamheden zou verrichten vanuit Zuid-Afrika, zodra een Zuid-Afrikaanse werkvergunning was verkregen. Totdat werknemer omstreeks april 2017 met zijn gezin naar Zuid-Afrika verhuisde, verrichtte hij vanuit Nederland werkzaamheden. In maart 2017 kwamen partijen pas een addendum bij de arbeidsovereenkomst overeen waarin was opgenomen dat werknemer naar de Zuid-Afrikaanse entiteit gedetacheerd werd, dat hij in dienst bleef bij de Nederlandse entiteit en dat Zuid-Afrikaans recht van toepassing zou zijn op de arbeidsovereenkomst. Werkgever liet werknemer echter na anderhalf jaar, in oktober 2018, weten dat de Zuid-Afrikaanse entiteit ontbonden zou worden en dat werknemer eind december weer in Nederland werd verwacht om zijn werkzaamheden op te pakken. Omdat werknemer op dit verzoek niet inging, beëindigde werkgever de arbeidsovereenkomst per 31 december 2018 onder verwijzing naar Zuid-Afrikaans (ontslag)recht.

TAP 2020/12 - Sign. - Detacheringsrichtlijn, HvJ EU 19 december 2019, ECLI:EU:C:2019:1110

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Het ging in deze Oostenrijkse zaak om een werknemer, genaamd Dobersberger, tevens statutair bestuurder van een Hongaarse onderneming, genaamd Henry am Zug Kft. (HaZ). HaZ verrichtte cateringactiviteiten op een internationale trein die reed van Boedapest (Hongarije), via Salzburg (Oostenrijk) naar München (Duitsland) en terug. De werknemers van HaZ woonden in Hongarije en hun arbeidsovereenkomst werden beheerst door Hongaars recht. Ze stapten op de trein in Boedapest en eindigden hun werkzaamheden ook daar. Een aanzienlijk deel van de werkzaamheden (het laden en lossen van de etenswaren, de voorraden controleren en de omzet berekenen) van de werknemers werd verricht in Hongarije. Sociale zekerheidspremies werden in Hongarije betaald.

TAP 2020/19 - Sign. - Reorganisatiebesluit niet kennelijk onredelijk door andere zienswijze ondernemingsraad (Hof Amsterdam 21 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4152, «JAR» 2019/304, ‘SGR (Ministerie VWS)’)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
De Gezondheidsraad van het Ministerie van VWS wordt ondersteund door een secretariaat (SGR). De samenwerking binnen het SGR verloopt niet goed. Om de samenwerking te verbeteren heeft in de periode van mei tot december 2017 een interventie plaatsgevonden

TAP 2020/20 - Sign. - Voorleggen en daarna intrekken van het voorgenomen besluit is geen correcte nakoming van de afspraak uit 2008 (Hof Amsterdam 23 april 2019 (gepubliceerd op 6 december 2019), ECLI:NL:GHAMS:2019:1455, ‘DHL Global Forwarding’)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Per 1 januari 2009 zijn DHL Danzas Air & Ocean (DHL Danzas) en Exel Freight Management (EFM) gefuseerd. Hierna is de naam van de onderneming gewijzigd in DHL Global Forwarding. Na een akkoord over de gezamenlijke arbeidsvoorwaarden na de fusie tussen

TAP 2020/21 - Sign. - Xella-uitspraak. Slapend dienstverband. Op grond art. 7:611 BW moet werkgever meewerken aan beëindiging van slapend dienstverband, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding (HR 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer (geboren in 1963) is vanaf 1986 in dienst getreden bij werkgever. In januari 2016 is hij arbeidsongeschikt geraakt. Vanaf 9 januari 2018 ontvangt werknemer een WIA-uitkering (IVA).

TAP 2020/22 - Sign. - Onregelmatige beëindiging arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Aanzegging bij voorbaat geldt niet tevens voor stilzwijgend voortgezette tijdelijke arbeidsovereenkomst (Ktr. Den Haag 1 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12005)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werkzaam bij werkgever. In de overeenkomst is geen beding inzake tussentijdse opzegging opgenomen. Wel is een aanzegging bij voorbaat opgenomen.

TAP 2020/23 - Sign. - Me too. Wel grensoverschrijdend gedrag, maar geen terecht ontslag op staande voet, mede vanwege losse omgangsvormen bij werkgever. Beperkte billijke vergoeding vanwege nieuwe baan werknemer (Ktr. Amsterdam 12 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4163)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is vanaf 10 april 2017 als Online designer in dienst bij werkgever, een onderneming die zich richt op e-commerce. X heeft op 22 januari 2019 een klacht ingediend bij werkgever betreffende ongewenst gedrag van werknemer, bestaande uit seksueel

TAP 2020/24 - Sign. - Escalerend gesprek over re-integratie werknemer geen dringende reden. Schriftelijke waarschuwing lag meer voor de hand. Bij begroting billijke vergoeding pensioenschade meegenomen. Billijke vergoeding van € 175.000 (Hof 's-Hertogenbosch 14 november 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4183)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is vanaf 24 april 1996 in dienst bij wekgever, laatstelijk in de functie van algemeen monteur. Van 1973 tot juli 1995 was werknemer ook bij werkgever in dienst geweest. Werknemer heeft zich op 3 augustus 2018 ziekgemeld met knieklachten.

TAP 2020/25 - Sign. - Terecht ontslag op staande voet. Eerdere gedraging kan meewegen bij beoordeling dringende reden. Ondanks ernstig verwijtbaar handelen werkneemster toch transitievergoeding, omdat niet toekenning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (Ktr. Utrecht 8 november 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5350)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkneemster is sinds 1 september 2001 in dienst van werkgever, laatstelijk als verloskundige. Per 31 oktober 2018 is haar registratie in het Kwaliteitsregister Verloskundigen beëindigd en per 2 januari 2019 is werkneemster uitgeschreven uit het BIG-register.

TAP 2020/26 - Sign. - Ontbinding op g-grond. Geen ernstige verwijtbaarheid werkgever, ook indien de door werkneemster gestelde afspraken over beschikbaarheid juist zijn (Hof Arnhem-Leeuwarden 25 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10111)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkneemster is in 2012 bij werkgever, een detacheerder, in dienst getreden voor 32 uren per week. In de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 30 september 2015 is vastgelegd dat werkneemster 32 uur beschikbaar is in minimaal vier werkdagen en

TAP 2020/27 - Sign. - Hof bekrachtigt ontslag statutair directeur zonder billijke vergoeding; geen ontslagbescherming in verband met belang onderneming. Ruime beslisruimte aandeelhouders (Hof Den Haag 5 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:379)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is in 2012 in dienst getreden bij werkgever en benoemd als statutair directeur. Werkgever heeft werknemer, directeur, bij brief van 9 maart 2017 op de hoogte gesteld van het voornemen om hem te ontslaan bij de algemene vergadering van aandeelhouders.

TAP 2020/28 - Sign. - De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst als gevolg van bedrijfseconomische redenen, nadat werkgever alsnog herplaatsingsinspanningen heeft verricht (Ktr. Zaanstad 15 november 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:9758)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkgever, Segezha, heeft voor werknemer een ontslagvergunning gevraagd en UWV heeft geweigerd deze te verlenen. UWV gaf als reden dat Segezha niet aannemelijk had gemaakt dat herplaatsing niet mogelijk was; een gesprek hierover met werknemer was achterwege

TAP 2020/29 - Sign. - Ontbinding op de h-grond vanwege verhuizing van werknemer in twee instanties afgewezen. Werkgever toont verlies productiviteit niet aan en wenst ontslag op basis van verwachting (Hof Arnhem-Leeuwarden 29 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10250)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is sinds 11 mei 2015 in dienst van Dormakaba. Dormakaba heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de h-grond vanwege het feit dat werknemer gaat verhuizen en verder van zijn werk gaat wonen.

TAP 2020/32 - Sign. - Ontslag op staande voet van werknemer die tang gooide naar collega houdt stand. Het hof oordeelt anders dan de kantonrechter dat sprake is van ernstig verwijtbaar waardoor het recht op de transitievergoeding vervalt (Hof Arnhem-Leeuwarden 20 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10010)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer werkte sinds 20 april 1998 bij Esbro als medewerker technische dienst. Op 11 oktober 2018 vond een incident plaats op de werkvloer, waarbij werknemer een (borgveer)tang naar een collega gooide.

TAP 2020/34 - Sign. - HR 29 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1858. Overgang van onderneming. Rechtspositie (oud)vrachtvliegers Martinair na opzegging Ringvaartakkoord

Aflevering 1, gepubliceerd op 20-02-2020
Deze langlopende procedure, aangespannen door de (ex-)piloten van Martinair Cargo (MAC), ziet op de vraag of de piloten als gevolg van overgang van onderneming ex art 7:662 e.v. BW van rechtswege in dienst zijn getreden bij KLM. Nadat KLM eind 2008 enig aandeelhouder is geworden zijn MAC en de vrachtdivisie van KLM langzaam commercieel en operationeel geïntegreerd. Er is vervolgens met de vakverenigingen het Ringvaartakkoord gesloten (cao), waarbij alle vliegers van MAC in de gelegenheid werden gesteld per uiterlijk 1 januari 2014 bij KLM in dienst te treden. Echter, als er een procedure gestart zou worden waarbij een beroep op overgang van onderneming zou worden gedaan, stond het partijen vrij het Ringvaartakkoord op te zeggen. Dat is vervolgens gebeurd. Volgens de piloten is er sprake van overgang van onderneming; KLM heeft volgens hen als onderneming (en niet als aandeelhouder) de feitelijke exploitatie van de vrachtactiviteiten van MAC ter hand genomen en dit is gepaard gegaan met identiteitsbehoud. Rechtbank (in 2016) en hof (in 2018) hebben de vorderingen van de piloten afgewezen. Er zou geen sprake zijn van overgang van onderneming. De A-G heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad vernietigt echter het arrest van het hof om de volgende redenen: (1) het hof heeft ten onrechte niet gerespondeerd op het betoog van de werknemers dat het KLM is die de feitelijke zeggenschap heeft over de vliegtuigen van MAC en dat KLM die vliegtuigen in feite exploiteert als onderdeel van haar onderneming. Nu dit betoog van belang kan zijn voor de beantwoording van de vraag of de exploitatie van de onderneming in feite door KLM wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsmiddelen en daarmee of sprake is van een overgang van de onderneming, had het hof de juistheid ervan moeten onderzoeken en daarop gemotiveerd moeten beslissen, (2) het oordeel van het hof dat de werknemers niet wezenlijk hebben betwist dat KLM op geen enkele bestemming is gaan vliegen waarop MAC gestopt is, is onbegrijpelijk in het licht van de stellingen en producties van de werknemers, (3) het oordeel van het hof dat het onderscheid tussen het door KLM en het door MAC verzorgde vrachtvervoer eerder aanleiding vormt te concluderen tot de afwezigheid van een overgang van onderneming, dan tot de aanwezigheid daarvan, geeft onvoldoende inzicht in de door het hof gevolgde gedachtegang, nu de werknemers juist het tegenovergestelde betoogd hebben en (4) de oordelen van het hof dat MAC als zelfstandige entiteit in de markt aanwezig is gebleven, dat klanten afzonderlijk met MAC kunnen contracteren en dat luchtvaartmaatschappijen dat ook regelmatig gedaan hebben, zijn zonder nadere motivering onbegrijpelijk in het licht van de door het hof niet onjuist bevonden stellingen van de werknemers dat sprake is van exploitatie van MAC door KLM, respectievelijk dat MAC commercieel geheel afhankelijk is van KLM. Na verwijzing zal opnieuw aan de hand van de feitelijke omstandigheden moeten worden onderzocht of een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden.

TAP 2020/35 - Sign. - Parket bij HR 1 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1237 (FNV/Heiploeg). Overgang onderneming na pre-pack. Uitleg HvJ 22 juni 2017 (Smallsteps)

Aflevering 1, gepubliceerd op 20-02-2020
Deze zaak gaat over de vraag of de werknemers van een failliet verklaarde onderneming (Heiploeg-oud) die op basis van een zogenoemde pre-pack een doorstart heeft gemaakt, van rechtswege overgaan op de verkrijger van die onderneming. Dit naar aanleiding van het arrest Smallsteps van het Hof van Justitie, waardoor onzekerheid bestaat of de Nederlandse pre-pack nog mogelijk is als niet al het personeel wordt overgenomen. Heiploeg-oud heeft de mogelijkheden van een overname in de vorm van een pre-pack onderzocht om vanuit faillissement een doorstart te kunnen maken. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het verzoek van Heiploeg-oud om haar op 27 januari 2014 in staat van faillissement te verklaren, waarna het faillissement op 28 januari 2014 is uitgesproken met aanstelling van twee stille bewindvoerders en een rechter-commissaris. Diezelfde dag is er door de curatoren een persbericht uitgestuurd over de doorstart van Heiploeg-oud met Parlevliet & Van der Plas en zijn op 29 januari 2014 de handtekeningen gezet onder de activa overeenkomst. Het nieuwe Heiploeg concern heeft de bedrijfspanden van Heiploeg-oud in gebruik genomen, verricht dezelfde werkzaamheden op hetzelfde adres en heeft nagenoeg dezelfde klantenkring. Van de ca. 300 werknemers van Heiploeg-oud zijn er ca. 210 in dienst getreden van Heiploeg-nieuw tegen minder gunstige arbeidsvoorwaarden. De bonden (FNV en CNV) zijn een procedure begonnen en hebben o.a. een verklaring voor recht gevorderd dat de richtlijn overgang van onderneming op de doorstart van toepassing is en de werknemers met behoud van arbeidsvoorwaarden bij Heiploeg-nieuw in dienst zijn getreden. De rechtbank heeft de vordering afgewezen met het argument dat de uitzondering van art. 7:666 BW van toepassing is in geval van faillissement. In hoger beroep heeft het hof de zaak aangehouden totdat het arrest van het HvJ inzake Smallsteps was gewezen. Op basis van de drie door het HvJ geformuleerde Smallsteps-voorwaarden oordeelt het hof kort samengevat dat (1) niet ter discussie staat dat Heiploeg-oud is verwikkeld in een faillissementsprocedure en dat daarmee is voldaan aan de eerste Smallsteps-voorwaarde, (2) er ook is voldaan aan de tweede voorwaarde, omdat de procedure is ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de failliete onderneming en (3) er ook aan de derde Smallsteps-voorwaarde is voldaan, omdat de activa-overeenkomst met de verkrijger onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie is gesloten. Hiertegen heeft het FNV cassatie ingesteld. De A-G concludeert tot vernietiging van het eindarrest en tot verwijzing naar het hof. Het oordeel van het hof dat de faillissementsprocedure is ingeleid met het oog op liquidatie van het vermogen berust volgens de A-G op een onjuiste uitleg en toepassing van het Smallsteps-arrest. Het hof gaat er aan voorbij dat de omstreden pre-pack in de kern de kenmerken vertoont die het HvJ hebben doen oordelen dat de pre-pack in Smallsteps niet aan de tweede voorwaarde voldeed. De motivering van het hof in rov. 2.10, gelet op de onbetwiste stellingen van FNV, kan het oordeel niet dragen dat de procedure (uitsluitend) ten doel had de liquidatie van de vermogensbestanddelen en niet (tevens) de voortzetting van de activiteiten van de onderneming. Dit o.a. gelet op de brief van 16 januari 2014 van de rechtbank waaruit volgt dat het doel van de regeling tweeledig was: een zo hoog mogelijke opbrengst realiseren én een doorstart voorbereiden, het openbaar verslag van 4 februari 2014 van de curatoren, de omstandigheid dat gedurende de pre-pack procedure de werkzaamheid van de onderneming is voortgezet en de gang van zaken waarbij in een vroeg stadium actief is gezocht naar een koper en onderhandelingen zijn gevoerd die onmiskenbaar op een doorstart waren gericht. Het hof heeft het Smallsteps-arrest ook t.a.v. de derde voorwaarde onjuist toegepast en is dus van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan door te oordelen dat aan de derde voorwaarde is voldaan omdat de activa overeenkomst onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie is gesloten. Uit het Smallsteps-arrest volgt dat de procedure onder toezicht moet staan van een bevoegde overheidsinstantie en dat dit geldt voor de gehele tussenliggende periode. In de pre-pack periode met een beoogd curator en een beoogd rechter-commissaris zonder formele bevoegdheid staat de procedure niet onder toezicht van een overheidsinstantie.

TAP 2020/40 - Sign. - Arbeidsongeschikte werkneemster weigert aangepaste werkzaamheden terwijl zij daartoe wel in staat werd geacht. Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen (Rb. Den Haag 1 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12391)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werkneemster is in april 2018 in dienst getreden bij CSU in de functie van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud I. In augustus 2018 meldt werkneemster zich ziek. De bedrijfsarts acht werkneemster per september 2018 in staat aangepast werk te verrichten.

TAP 2020/41 - Sign. - Het moment waarop de werkgever de werknemer hersteld meldt, is niet doorslaggevend voor het daadwerkelijke herstel. Deskundigen bepalen het moment waarop werknemer weer arbeidsgeschikt is (Rb. Limburg 15 november 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:10341)

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Werknemer is sinds 2012 werkzaam bij Lomitel. In augustus 2017 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. In december 2018 en januari 2019 is werknemer bij de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts stelt geen specifieke arbeidsrelevante beperkingen vast en

TAP 2020/43 - Sign. - Hof Den Bosch 14 november 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4187

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Een werknemer krijgt na twee jaar ziekte een WIA-uitkering op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%. De werkgever laat per brief van 2 mei 2017 weten dat de arbeidsovereenkomst werd aangepast naar 0,5 FTE. Op 10 oktober 2018 maakt de werknemer aanspraak op een pro rato transitievergoeding op basis van de Kolom-uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1617). Het hof oordeelt dat het verzoek buiten de vervaltermijn is ingediend. Het beroep van de werkgever op de vervaltermijn is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

TAP 2020/44 - Sign. - Ktr. Alkmaar 29 oktober 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:9737

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Een werknemer vordert o.a. betaling van beweerdelijk gewerkte overuren, nadat hij op staande voet is ontslagen. De kantonrechter stelt vast dat de werknemer de bewijslast draagt van de gestelde overuren. De werkgever heeft op grond van de Arbeidstijdenwet echter de plicht om een deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden te hebben, die ten minste 52 bewaard moet worden. De werkgever moet de gestelde overuren gemotiveerd betwisten aan de hand van die registratie. Dat wordt nog eens bevestigd door de uitspraak van HvJ EU van 14 mei 2019, gepubliceerd op curia.europa.eu, onder nummer C-55/18 (FES-UGT c.s./Deutsche Bank SAE. Als de werkgever geen deugdelijke urenregistratie kan overleggen, wordt de vordering aangenomen.

TAP 2020/45 - Sign. - Hof Amsterdam 5 november 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3971

Aflevering 1, gepubliceerd op 19-02-2020
Op grond van een stageovereenkomst heeft een student aan van Inholland twee dagen per week Engelse les gegeven bij Mundus. De student stelt dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was. Volgens het hof komt het aan op een weging van alle omstandigheden van het geval, waarbij het erop aankomt of het verrichten van de werkzaamheden in overwegende mate in het belang is van de opleiding. Het hof acht van belang dat de stage een verplicht onderdeel was van de studie, dat Inholland betrokken was en punten toekende voor de stage en was gericht op het vergroten van ervaring en kennis. Alles afwegende heeft de student volgens het hof niet kunnen bewijzen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst, ook al gaf hij zelfstandig les.