Aflevering 5

Gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst al dan niet met aanspraak op een transitievergoeding.

Het coronavirus (COVID-19) en het beroep van de werkgever op de NOW-regeling. Wat zijn de arbeidsrechtelijke implicaties van de NOW 2.0?

Een basisprincipe van het arbeidsrecht is 'geen werk, toch loon'. Het eenzijdig vaststellen van vakantie door de werkgever om een situatie van geen werk op te vangen is daarmee in strijd. Ook in tijden van corona.

Naschrift bij de reactie van Boele en Winde op zijn artikel ‘Vakantie in tijden van corona’. Belemmert artikel 7:628 BW het eenzijdig afdwingen van vakantie?

Werkneemster is op 5 juli 1999 bij (de rechtsvoorganger van) Tandartspraktijk B.V. (werkgever) in dienst getreden als balieassistente. Begin 2008 vernam werkgever van zijn accountant dat er onregelmatigheden waren in de kas- en bankadministratie.

Pollemans (werknemer) is op 1 mei 1990 als timmerman in dienst getreden van Hoondert (werkgever). In april 1991 was Hoondert doende een uit Goes afkomstige – gedemonteerde – bedrijfshal weer op te bouwen te Middelburg, bij welke werkzaamheden onder meer werknemer was ingezet.

Werknemer is op 1 april 1998 in de functie van assistent-accountant voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van de rechtsvoorgangster van werkgever (werkgever). Werkgever en werknemer hebben dit dienstverband op schrift gesteld.

VTS drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de ontwikkeling van rupsmobiele oplossingen op diverse toepassingsgebieden. Zij ontwerpt en vervaardigt in dat kader onder meer rupsonderstellen.

De activiteiten van werkgever vallen onder de cao voor het Slagersbedrijf. Dit is een minimum-cao. Deze cao is over bepaalde perioden algemeen verbindend verklaard. In deze cao is opgenomen dat een werknemer recht heeft op koudetoeslag.

Werkgevers hanteren een gezamenlijk handboek waarin een bonusregeling is vastgelegd. In 2005 is de bonusregeling in het handboek, met instemming van de ondernemingsraad en in overleg met FNV, herzien.

Dit is een interessante uitspraak omdat niet voorshands duidelijk was of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht en het hof dit eerst aan de hand van Rome I (Verordening (EG) nr.

Eisende partij, werknemer, is in dienst van Stichting Senser, sinds 2010 in de functie werkleider. Voorheen was werknemer hier werkzaam in het kader van de WSW. Vanwege de vorming van een nieuw werkbedrijf in 2016, is op 21 juni 2016 een sociaal plan in werking getreden.

Werkneemster werkt sinds 1 april 2002 bij Vodafone in de functie van Customer Management Agent (CM Agent). In 2010 is voor de afdeling Customer Management een wijziging in de arbeidsvoorwaarden doorgevoerd.

In zijn commentaar bij de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:532 (AB Vakwerk) bespreekt Sprengers kort de feiten en de eerdere uitspraken van de kantonrechter en het hof.

De auteur staat stil bij de kort geding uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RBROT:2020:1674). In deze zaak is de werkgever van plan per 31 maart 2020 de exploitatie van de onderneming te staken.

Deze uitspraak betreft een door de ondernemingsraad (or) ingesteld beroep tegen het besluit van de Stichting VU (VU) tot reorganisatie van de Faculteit Religie en Theologie. Volgens de or heeft de VU niet in redelijkheid tot het reorganisatiebesluit kunnen komen.

Werknemer is op 1 november 2016 bij werkgever in dienst getreden. Werknemer was aanvankelijk werkzaam als projectmanager C. Over 2018 wordt zijn functioneren met een ‘8’ beoordeeld en per 1 januari 2019 krijgt werknemer promotie naar de functie projectmanager B.

Werknemer is op 1 oktober 2017 in dienst getreden van werkgever in de functie van account director. Volgens werkgever was werknemer niet bereid de kritiek te accepteren die werkgever heeft geuit op zijn functioneren.

Werknemer is vanaf 2014 bij werkgever, een toeristisch educatief centrum, in dienst als zeeleeuwentrainer. Op 27 april 2019 heeft werknemer een collega (hierna: ‘collega’) na het werk naar haar woning gebracht en op enig moment is er gezoend (hierna: ‘het incident’).

Werknemer vanaf 2011 in dienst bij werkgever, een schoonmaakbedrijf. Naast zijn werkzaamheden bij werkgever is werknemer in dienst bij schoonmaakbedrijf X. Op 11 november 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld bij beide werkgevers.

Werknemer is, na twee weken onbetaald te hebben meegelopen bij Woonconceptboxx, per 1 juni 2019 voor zes maanden in dienst getreden als leerling-timmerman. Woonconceptboxx heeft werknemer op 19 juni 2019 ontslagen onder verwijzing naar de proeftijd.

Werknemer is op 15 oktober 2013 bij Sanquin in dienst getreden voor een jaar. Daarna is de arbeidsovereenkomst omgezet in onbepaalde tijd. In augustus 2015 is er bij de leidinggevende van werknemer een klacht ingediend over manipulerende gedrag van werknemer.

Werkneemster is op 1 september 2006 in dienst getreden bij Rivierduinen. Na een reorganisatie in 2014 is de functie manager Algemene Zaken van werkneemster vernieuwd. In mei 2018 krijgt werkneemster te horen dat zij niet goed functioneert en wordt haar een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Bpf Beroepsvervoer over de weg (BPF) voert pensioenregelingen uit voor ondernemingen die zich bezighouden met het beroepsvervoer over de weg. DHL (verschillende vennootschappen) houdt zich bezig met beroepsvervoer over de weg.

Werknemer was in dienst bij een vof. De vof neemt deel aan het Pensioenfonds Vervoer. Sinds 2003 kreeg de (laaggeletterde) werknemer WAO. Bpf Vervoer voorziet in premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid; er is dan geen premie mee verschuldigd voor

Centrale vraag is of er een pensioenovereenkomst tot stand is gekomen. Werkgever heeft in ieder geval geen pensioen ondergebracht bij ASR en de werknemer houdt hem daarvoor aansprakelijk.

Een meewerkend voorman krijgt jarenlang een prestatietoeslag. Er ontstaat discussie over zijn functioneren en er wordt een verbetertraject ingezet. De werknemer vraagt om weer te worden teruggeplaatst in zijn eerdere functie van logistiekmedewerker.

Een medewerker slagersbedrijf stelt in februari 2016 dat zij nog steeds in dienst is bij haar werkgever, terwijl zij vanwege een conflict sinds februari 2013 niet meer heeft gewerkt.

Werknemer werkt sinds 1997 bij Vriescentrale in de functie van vrachtwagenchauffeur. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat meer gewerkte uren worden uitbetaald tegen een overwerkpercentage van 130%.

Werknemer werkt sinds 1990 bij Seris als Beveiligingsbeambte. De taken van werknemer zijn het houden van toezicht op personeel en goederen en het uitvoeren van toegangscontroles en surveillancerondes.

Werknemer werkt sinds 2015 bij DTC. Werknemer valt eind juli 2017 uit. In september 2018 start het tweede-spoortraject. In april 2019 oordeelt de arbeidsdeskundige van het UWV dat DTC niet slechts re-integratieactiviteiten in spoor twee mag verrichten

Werknemer werkt sinds 2001 bij werkgever. In het kader van een reorganisatie onderhandelen de toenmalige directeur van werkgever en werknemer begin 2018 over een vertrekregeling. Dit leidt eind juni 2018 tot een concept-vaststellingsovereenkomst.