TREMA 2016, afl. STB02 - Slachtoffers en straf
Aflevering STB02, gepubliceerd op 20-10-2016 geschreven door Mr. R.C.P. HaentjensDe auteur heeft in deze rede ter gelegenheid van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar strafrechtsfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen de interessante vraag opgeworpen hoe strafrechtjuristen en meer nog strafrechters moeten aankijken tegen het betrekkelijk nieuwe verschijnsel dat het slachtoffer in toenemende mate in het strafrecht en in het strafproces ter terechtzitting ruimte krijgt zijn visie op het hem door een dader aangedane leed te verwoorden. Hoe behoort de strafrechter de positie van het slachtoffer in zijn vonnis een plaats te geven? Ging het sedert 1995 erom dat het slachtoffer zich zo veel mogelijk tijdens het onderzoek ter terechtzitting mocht uitlaten over de ‘gevolgen’ van wat het strafbare onrecht hem rechtstreeks had gedaan (art. 51 lid 2 Sv), in de nieuwe wet die op 1 juni jl. in werking is getreden gaat het om meer: thans mag het slachtoffer zich in een verklaring – zonder beperking – uitlaten over elk aspect van zijn slachtofferschap, bijvoorbeeld de vraag welke straf de strafrechter zou mogen of moeten opleggen. Maar wat moet de strafrechter daarmee? Het is een gezichtspunt van een getroffene, soms een advies, maar hoe dringend is dat? In welke mate behoort een Victim Opinion Statement ter terechtzitting van het slachtoffer door de strafrechter bij de strafbepaling of straftoemeting te worden meegewogen? Dat is, nu de wetgever de strafrechter daarbij niet aan de hand neemt maar laat dolen, geen eenvoudige zaak.