TT 2023/24 - Notarieel tuchtrecht als voorportaal van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris
Aflevering 2, gepubliceerd op 22-03-2023 geschreven door mr. dr. T.F.H. Reijnen en mr. drs. B.N. TakkenAnders dan veel andere vrije beroepsbeoefenaren, is de notaris belast met een ambt (art. 1 lid 1 sub a Wet op het notarisambt (Wna)). Dat de notaris ambtenaar is, heeft mede tot gevolg dat hij bij zijn handelen rekening moet houden met het algemeen belang.1 Enkele belangrijke taken zijn bij uitsluiting van anderen aan de notaris zijn opgedragen. Deze taken vormen het zogenoemde domeinmonopolie van de notaris. De bekendste voorbeelden zijn het opmaken van leveringsakten van registergoederen (art. 3:89 BW) en de levering van aandelen op naam in een NV of BV (art. 2:86/196 BW). De wetgever is niet eenduidig in de motieven voor het verplichtstellen van notariële tussenkomst. Soms is het motief de bescherming van het publiek, soms het voorkomen van fraude, zoals bij de levering van aandelen op naam. In dit laatste aspect herkennen wij ook notariële taak rekening te houden met het algemeen belang. De keerzijde van het notariële domeinmonopolie vormt de ministerieplicht van de notaris zoals opgenomen in art. 21 Wna.2 De notaris komt daarmee al snel in een positie dat een belanghebbende meent dat de notaris geen acht heeft geslagen op zijn belangen. Dit wordt nog versterkt door de eisen aan het notariële handelen die uit de jurisprudentie voortvloeien. Zo is het sinds het Groningse huwelijkse voorwaarden-arrest onomstreden dat de notaris moet waken tegen juridische onkunde en feitelijk overwicht.3 Indien nodig moet de notaris de kennis compenseren. Gesproken zou kunnen worden van ‘compenserende onpartijdigheid’.4 Dit zal niet altijd goed vallen bij de partij in wiens nadeel deze compensatie uitvalt. En misschien uiteindelijk ook niet bij de gecompenseerde partij. De vraag is immers: is wel voldoende gecompenseerd? Kortom, de notaris kan snel in de knel komen bij de uitoefening van zijn taak. Ook de belangen van derden kunnen onder omstandigheden leiden tot de conclusie dat een notaris zijn ministerie moet weigeren. Slechts als de voor de notaris kenbare feiten leiden tot het gerechtvaardigde oordeel dat het recht van de derde een beletsel vormt of tot gerede twijfel daarover, zal de notaris zijn medewerking moeten weigeren, zo blijkt uit het Novitaris-arrest van de Hoge Raad.5 Dat zal echter niet snel het geval zijn, in paragraaf 5 komen wij hierop terug.